Ontbinding koopovereenkomst
4.2 De rechtbank stelt allereerst vast dat de koopovereenkomst tussen partijen reeds buitengerechtelijk is ontbonden. [eiseres] heeft weliswaar niet gesteld dat zij zelf tot ontbinding is overgegaan, of dat anderszins sprake is van een ontbinding, maar uit artikel 13 van de koopovereenkomst volgt dat indien één der partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen na die ingebrekestelling nalatig blijft in de nakoming van zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, deze overeenkomst van rechtswege zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden zal zijn, tenzij de wederpartij alsnog van de nalatige partij uitvoering van de overeenkomst verlangt. Aan al deze voorwaarden voor ontbinding is voldaan. Het primair verzochte zal om die reden worden afgewezen.
Twee afwijzingen
4.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde 1] niet binnen de afgesproken termijn op de afgesproken wijze een beroep gedaan op de ontbindende voorwaarde van de koopovereenkomst. Daartoe was immers vereist dat hij [eiseres] uiterlijk 13 december 2012 schriftelijk in kennis had gesteld van de ontbinding, en had hij deze bovendien moeten onderbouwen met twee documenten waaruit de afwijzing van de hypotheekaanvraag blijkt.
Ontbreken tweede afwijzing
4.4 Uit de feiten en omstandigheden die [gedaagde 1] heeft aangevoerd kan weliswaar worden opgemaakt dat hij over één dergelijke afwijzing beschikte van de Rabobank, maar gesteld noch gebleken is dat hij ook van Florius (dan wel ABN AMRO bank N.V. ) een dergelijke (schriftelijke) afwijzing had. Deze hypotheekaanvraag is namelijk – los van de toedracht daarvan – stopgezet, zodat ongewis is of Florius de aanvraag al dan niet zou hebben gehonoreerd. Daarmee is niet voldaan aan de ontbindende voorwaarde van de overeenkomst, te weten twee schriftelijke afwijzingen. Bovendien is [gedaagde 1 c.s.] niet binnen de overeengekomen termijn overgegaan tot (schriftelijke) ontbinding.
Nederlandse taal
4.7 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde 1 c.s.] zijn stelling dat hij de woning van [eiseres] alleen zou kopen wanneer [R] een hypothecaire geldlening zou weten te regelen, onvoldoende onderbouwd, omdat hij geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld waaruit dit blijkt. Indien en voor zover [gedaagde 1 c.s.] inderdaad leek is en de Nederlandse taal niet goed machtig, dan had het alleszins op zijn weg gelegen om zich van deskundige ondersteuning te voorzien. Deze omstandigheid – voor zover deze al kan worden aangenomen, want op geen enkele wijze onderbouwd – dient geheel voor rekening van [gedaagde 1 c.s.] te blijven.
Matiging
4.9 e.v. Voorts is niet gebleken dat [gedaagde 1 c.s.] zijn uiterste best heeft gedaan om – nadat hem was gebleken dat de financieringsaanvraag bij Florius was stopgezet – op een andere wijze een financiering te verkrijgen dan wel aan te tonen dat dit niet mogelijk was. Verder heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat zij haar woning tot op heden niet heeft kunnen verkopen en dat zij daardoor daadwerkelijk schade lijdt. (in de paragrafen 4.9 t/m 4.13 uitgebreide motivering).
Het beroep op matiging van de boete wordt verworpen.
Wie trekt aanvraag in?
4.19 Resteert de vraag of de adviseur aansprakelijk is voor enige schade voortvloeiend uit het stopzetten van de hypotheekaanvraag van [gedaagde 1 c.s.] bij Florius. Tussen partijen staat vast dat adviseur de hypotheekaanvraag bij Florius heeft stopgezet. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of dit op verzoek of op initiatief van [gedaagde 1 c.s.] is gebeurd.
Klik hier voor volledige uitspraak.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99