De publicatie KG:070:2025:6 – Collectieve verbetering pensioenregeling en gevolgen voor aftrek lijfrentepremies is gepubliceerd op 16 oktober 2025. In dit stuk licht de Belastingdienst toe hoe een collectieve pensioenverbetering met terugwerkende kracht zich verhoudt tot de regels over aftrek van lijfrentepremies, jaar- en reserveringsruimte.
Aanleiding
Een werknemer is deelnemer in een pensioenregeling en de werkgever voert een collectieve verbetering door – met terugwerkende kracht – door een extra premiestorting om de pensioenregeling actuarieel gelijkwaardig te maken. De belastingplichtige had in voorgaande jaren lijfrentepremies in aftrek gebracht.
Twee vragen staan centraal:
Antwoorden in het standpunt
De Belastingdienst geeft de volgende antwoorden:
Beschouwing / Toelichting
Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Onder de wetgeving van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) is sprake van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in de zin van artikel 3.133, eerste en tweede lid, onderdeel k, wanneer een pensioentekort waarvoor lijfrentepremies zijn afgetrokken, later wordt gecompenseerd door verbetering van de pensioenregeling. Echter, uit de wetsgeschiedenis blijkt dat onderdeel?k juist bedoeld is om oneigenlijk gebruik te bestrijden, bijvoorbeeld wanneer iemand lijfrentepremieaftrek heeft genoten met de bedoeling later die pensioentekort te laten compenseren. De Belastingdienst benadrukt dat wanneer het gaat om een reële collectieve verbetering – met terugwerkende kracht en zonder individuele beïnvloeding – geen negatieve uitgaven in aanmerking worden genomen.
Potentiële invloed op factor A / aftrekruimte
Voor de jaarruimte of reserveringsruimte speelt de zogenoemde factor A (of de equivalente vermindering) mee: de opbouw van pensioenrechten (of ingelegde premies voor pensioen) reduceert de ruimte voor lijfrenteaftrek. Sinds 2023 is de definitie gewijzigd: de vermindering betreft 'het gezamenlijk bedrag van de in het voorgaande kalenderjaar in pensioenregelingen … ingelegde premies' onder voorwaarden. Een collectieve verbetering met terugwerkende kracht ziet echter op voorgaande dienstjaren (niet het lopende jaar). Omdat de factor A / verminderingsgrond enkel betrekking heeft op álleen de dienstjaren in dat kalenderjaar (de aangroei door diensttijd in dat jaar), leidt een terugwerkende verbetering dus niet tot een hogere factor A.
Praktische implicaties voor werkgevers, werknemers en adviseurs
Aandachtspunten & vervolg
Conclusie
Het standpunt KG:070:2025:6 brengt duidelijkheid: een collectieve pensioenverbetering met terugwerkende kracht leidt — onder de juiste omstandigheden — niet tot negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en heeft geen effect op de factor A voor de jaarruimte of reserveringsruimte van de belastingplichtige. Voor fiscalisten, pensioenadviseurs en werkgevers is het een belangrijk signaal dat de vormgeving van de pensioenverbetering – collectief, zonder individuele keuze – bepalend is voor de fiscale consequenties.
Mocht je als werkgever of adviseur een pensioenverbetering overwegen (bijv. door inhaalpremiestorting) dan is dit een moment om gezamenlijk met de pensioenuitvoerder en fiscaal adviseur te beoordelen of de situatie voldoet aan de criteria van de Belastingdienst.
Bron: Belastingdienst
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99