In reactie op de bankencrisis hebben DNB en het ministerie van Financiën de mogelijkheden tot ingrijpen, de zogenaamde ‘interventieladder’, al uitgebreid. Bij oplopende dreiging voor individuele banken beschikt de centrale bank over telkens zwaardere wapens om een faillissement te voorkomen. DNB kan deze interventieladder naar goeddunken inzetten.
Maar gedwongen interventie met vooraf voorgeschreven maatregelen is volgens het CPB beter. Als de financiële gezondheid van een bank van tevoren vastgestelde drempelwaarden overschrijdt, moet de toezichthouder in actie komen. Op die manier wordt voorkomen dat de toezichthouder ingrijpen bij probleembanken te lang uitstelt.
Het CPB neemt de Verenigde Staten als voorbeeld. Daar is na de spaarbankencrisis van eind jaren tachtig een dwingende interventieladder wettelijk geïntroduceerd. Sindsdien hebben ook Canada, Japan en Australië dergelijke raamwerken ingesteld voor banktoezichthouders.
Toezichthouders grijpen vaak te laat in uit vrees voor reputatieschade of omdat ze te verstrengeld zijn met de bedrijven waarop ze toezicht moeten houden, signaleert het CPB. De kosten van uitstelgedrag kunnen echter aanzienlijk zijn. De overheid moet banken kapitaalinjecties geven, spaarders schadeloos stellen of anderszins meebetalen om het financiële systeem overeind te houden.
Aandelen- en obligatiekoersen zijn goede indicatoren om die interventies op te baseren, menen de onderzoekers, omdat daar voortdurend marktprijzen voor beschikbaar zijn. Ook credit default swaps, een verzekering tegen wanbetaling door banken, en de rente die banken elkaar onderling in rekening brengen, zijn beter geschikt dan statische balansposten zoals eigen vermogen. Ze combineren informatie over het vermogen van een bank om verliezen op te vangen en de risico's die op een bank afkomen.
Als een bank dieper in de problemen zit, neemt de kans op een foute beslissing op basis van marktprijzen toe, analyseert het planbureau. Banken houden problemen buiten het zicht van de markt, terwijl toezichthouders in deze fase intensief betrokken zijn en daardoor veel niet-openbare informatie over de problemen bij een bank hebben. Marktinformatie moet dan aangevuld worden met balansinformatie en stresstests, terwijl de toezichthouder meer vrijheid krijgt om te beslissen welke maatregel hij neemt.
Er kleven nadelen aan bindend interveniëren, erkennen de onderzoekers. Ongetwijfeld zal een verplicht vooraf gedefinieerde maatregel niet geschikt blijken te zijn in de praktijk van alledag. Daarom pleit het CPB ervoor om in het begin van de interventie maatregelen te treffen waar de bank zonder al te veel kosten weer van af kan, zoals het niet-uitkeren van dividend of het intrekken van bonussen.
U kunt hier de CPB Policy Brief 2011/04 ‘Een bindend interventieraamwerk voor bancair toezicht’ downloaden.
Bronnen: FD / CPB, 10-05-2011
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99