Verkopers vorderen betaling van contractuele boete door koper, omdat koper woning niet heeft afgenomen. Koper stelt dat zij niet (meer) hoefde af te nemen vanwege inroepen financieringsvoorbehoud. De rechtbank oordeelt dat financieringsvoorbehoud niet op tijd en dus niet rechtsgeldig is ingeroepen.
Voor matiging van de boete kan slechts reden zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist (artikel 6:94 BW). Dit brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van de bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
Bij de beantwoording van de vraag of, en in hoeverre, in het onderhavige geval matiging van de boete op zijn plaats is, neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking. Partijen hebben gebruik gemaakt van een NVM-koopovereenkomst waarin een standaardboetebeding is opgenomen. Dit boetebeding omvat één bedrag voor vele, mogelijk sterk uiteenlopende tekortkomingen.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen voorafgaand aan de ondertekening van de koopovereenkomst over de rechtsgevolgen van het boetebeding hebben gesproken dan wel dat zij over het boetebeding hebben onderhandeld.
Verder is sprake van een grote discrepantie tussen de boete van € 60.000,00 en de door [eiser 1] en [eiser 2] werkelijk geleden schade. [eiser 1] en [eiser 2] hebben naar aanleiding van vragen van de rechtbank ter zitting verklaard dat zij bijna € 9.000,00 aan makelaarskosten hebben gemaakt en dat zij daarnaast kosten hebben gemaakt voor het inschakelen van een verhuisbedrijf en het huren van een opslag. De kosten voor het huren van de opslag bedroegen volgens [eiser 1] en [eiser 2] € 1.500,00.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eiser 1] en [eiser 2] echter onvoldoende gesteld dat zij de makelaarskosten en kosten voor het inschakelen van een verhuisbedrijf niet hadden gemaakt als de woning wel door [gedaagde] was afgenomen. Anderzijds neemt de rechtbank ook mee in de beoordeling dat de koopovereenkomst tussen partijen het uitgangspunt is en dat het boetebeding een prikkel tot nakoming bevat van wezenlijke verplichtingen van beide partijen.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat integrale toepassing van het boetebeding, wat in dit geval neerkomt op een boete van € 60.000,00, tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat leidt. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de boete te matigen tot een bedrag van € 10.000,00 (tienduizend euro). Dit betekent dat de rechtbank de gevorderde boete tot een bedrag van € 10.000,00 zal toewijzen.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99