Staatssecretaris Van Oostenbruggen stuurde een brief aan de Eerste Kamer waarin de (on)mogelijkheden om de maximale aftrek voor aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning te koppelen aan de eerste schijf in box 1 van de inkomstenbelasting in kaart worden gebracht.
Vanaf 2025 is het basistarief gesplist in twee afzonderlijke tarieven (eerste schijf: 35,82% voor een belastbaar inkomen tot en met € 38.441 en tweede schijf: 37,48% voor het deel van het belastbaar inkomen tussen € 38.441 en € 76.817) en daarnaast is er nog steeds een toptarief (derde schijf: 49,5% voor een belastbaar inkomen van meer dan € 76.817). Het kabinet heeft bewust voor de splitsing van het gezamenlijke basistarief gekozen zodat werkende middeninkomens erop vooruitgaan.
In het hoofdlijnenakkoord is de keuze gemaakt om de fiscale positie van de eigen woning niet te wijzigen. Dit is een bewuste keuze om onzekerheid op de woningmarkt tegen te gaan. Het kabinet heeft mede daarom niets gewijzigd aan de bestaande systematiek.
De eenvoudigste manier om de maximale hypotheekrenteaftrek voor de meeste belastingplichtigen op de hoogte van het tarief van de eerste schijf te brengen, is de splitsing van het gezamenlijke basistarief zoals opgenomen in het Belastingplan 2025 ongedaan te maken. Dat zou betekenen dat het tarief in de eerste schijf inclusief de premie voor de volksverzekeringen weer gelijk wordt aan het tarief in de tweede schijf. Dit zou dan ook gelden voor het maximale aftrektarief van alle andere grondslagverminderende posten. Dergelijke tariefwijzigingen zijn uitvoerbaar per 2026. Het kabinet heeft echter bewust voor de splitsing van het gezamenlijke basistarief gekozen zodat werkende middeninkomens erop vooruitgaan.
Een andere variant is het koppelen van het maximale aftrektarief van alle grondslagverminderende posten aan het tarief in de eerste schijf (belastingtarief plus tarief premie voor de volksverzekeringen).4 Dit betreft dan dus niet alleen de hypotheekrenteaftrek, maar bijvoorbeeld ook de persoonsgebonden aftrek waaronder de specifieke zorgkosten vallen. Omdat niet iedere belastingplichtige alle premie voor de volksverzekeringen betaalt, is het belastingtarief inclusief premie voor de volksverzekeringen overigens niet voor iedereen gelijk. Daarvoor zou in deze variant een oplossing gezocht moeten worden. Hoe dan ook neemt met deze variant de complexiteit van het stelsel toe. Deze variant vergt een structuurwijziging in systemen voor de inkomstenbelasting. Zoals hiervoor beschreven, is daar de komende jaren geen ruimte voor structuuraanpassingen voor nieuw beleid.
Een laatste denkrichting is de aftrekbeperking voor de hypotheekrenteaftrek te laten verschillen van die van andere grondslagverminderende posten. Als voor de andere grondslagverminderende posten de aftrekbeperking zou blijven bestaan en deze gekoppeld zou blijven aan de tweede schijf en alleen de hypotheekrenteaftrek gekoppeld wordt aan de eerste schijf, leidt dat tot twee verschillende maximale aftrekpercentages. Ook dit betekent extra complexiteit in de uitvoering voor belastingplichtigen en voor de Belastingdienst. Mogelijk is bijvoorbeeld een rangorderegeling noodzakelijk, als belastingplichtigen meerdere grondslagverminderende posten hebben. Het maximale aftrektarief is namelijk vormgegeven als een tariefcorrectie. Zou er rekening gehouden moeten worden met twee schijven, dan is als het ware sprake van een dubbele tariefscorrectie.
De varianten waarbij het maximale aftrekpercentage van de hypotheekrenteaftrek gekoppeld wordt aan de hoogte van de eerste schijf, betekenen allemaal dat het uitgangspunt dat er niets verandert aan de fiscale positie van de eigen woning wordt losgelaten. Het kabinet is daar geen voorstander van. Alles afwegende heeft het kabinet geen plannen om het maximale aftrektarief van de hypotheekrente te koppelen aan de eerste schijf in de inkomstenbelasting.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99