Net als ieder jaar hebben verzekerden tijdens de overstapperiode een nieuwe zorgverzekering kunnen kiezen. Dit jaar is 6,7 procent van alle verzekerden overgestapt naar een andere zorgverzekeraar. Dit is vergelijkbaar met voorgaande jaren.
Het blijkt dat alle zeven kenmerken [(1) de contracteergraad van ziekenhuizen, (2) de contracteergraad van overige zorgverleners, (3) de kwaliteit van de gecontracteerde zorg, (4) de vergoeding van niet-gecontracteerde zorg, (5) bekendheid met de verzekeraar, (6) of het een internetpolis of een reguliere polis betreft en (7) of er wel of geen extra service geboden wordt door de verzekeraar.] die meegenomen zijn in de experimenten bijdragen aan de keuze van verzekerden voor een basisverzekering. Verzekerden lijken zowel (kleine) verschillen in contracteergraad en vergoeding belangrijk te vinden als ook andere kenmerken, zoals naamsbekendheid en service. Over het algemeen zijn verzekerden ook bereid meer te betalen voor een hoger niveau van elk van deze kenmerken.
Uit de keuze-experimenten blijkt dus dat verzekerden bereid zijn te betalen voor kleine verschillen in polissen. Dit lijkt te suggereren dat er vanuit het verzekerdenperspectief weinig echt gelijke polissen zijn en het polisaanbod daarmee meer divers is dan we op het eerste gezicht vermoedden. Tegelijkertijd merkt CentERdata hierbij op dat het maar de vraag is of verzekerden de poliskenmerken in voldoende mate begrijpen om een keuze te maken. De complexiteit van het polisaanbod kan ertoe leiden dat verzekerden op het oog irrationele keuzes maken en het belang van bepaalde kenmerken overschatten. Zo lijken verzekerden bereid te zijn relatief veel extra premie te betalen voor kenmerken die in de praktijk weinig verschil maken. Verzekerden waren bijvoorbeeld bereid meer te betalen voor een hoger vergoedingspercentage voor niet-gecontracteerde zorg, naarmate de contracteergraad juist hoger was.
Daarnaast geeft CentERdata aan dat verzekerden zich mogelijk niet realiseren dat polissen weinig van elkaar verschillen. Dit leidt ertoe dat verzekerden de kleine verschillen die er zijn uitvergroten en het belang hiervan overschatten. Dit blijkt ook uit de keuze-experimenten. In de gevallen waar de nadruk werd gelegd op een verschil in vergoedingspercentage voor niet-gecontracteerde zorg waren respondenten hier bereid meer voor te betalen dan in een keuze-experiment waar hier niet de nadruk op werd gelegd. De manier waarop verschillen gepresenteerd worden (bijvoorbeeld op de websites van zorgverzekeraars of vergelijkingssites) blijkt hierbij van invloed te zijn op de betalingsbereidheid van verzekerden.
Het doel van de ‘Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten’ is niet het tegengaan van (nagenoeg) gelijke polissen. Doel van de regeling is het borgen dat de informatie die zorgverzekeraars verstrekken bruikbaar is voor verzekerden en dat deze informatie het keuzeproces daadwerkelijk ondersteunt.
Het doel van de risicoverevening is het wegnemen van voorspelbare winsten en verliezen voor verzekeraars die het gevolg zijn van gezondheidsverschillen in hun verzekerdenpopulatie. De risicoverevening zorgt voor een gelijk speelveld tussen zorgverzekeraars, neemt prikkels tot risicoselectie weg en zorgt ervoor dat zorgverzekeraars gestimuleerd worden om zich te richten op doelmatige zorginkoop. Het terugdringen van het aantal (nagenoeg) gelijke polissen is dus geen specifiek doel van de risicoverevening. Het zou wel zo kunnen zijn dat het voor zorgverzekeraars minder aantrekkelijk is om (nagenoeg) gelijke polissen aan te bieden als bepaalde groepen verzekerden niet langer over- of ondergecompenseerd worden.
Alleen het verder verbeteren van de risicoverevening is echter geen oplossing van het probleem. Het aantal (nagenoeg) gelijke polissen op de markt wordt uiteindelijk bepaald door het gedrag van zorgverzekeraars. Ik roep zorgverzekeraars daarom op hun polisaanbod kritisch tegen het licht te houden.
4. Bent u bekend met de technische mogelijkheden om ervoor te zorgen dat ongezonde verzekerden niet langer voorspelbaar verliesgevend zijn, bijvoorbeeld door bij de schatting van de gewichten van de vereveningsformule, de restrictie toe te voegen dat het gemiddeld resultaat op de ongezonden gelijk aan nul is (de zogenaamde ‘constrained regression’-methode)?
Antwoord vraag 4
Ik ben bekend met de constrained regression-methode. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 opmerkte, werk ik continue aan het verder verbeteren van de risicoverevening. De constrained regression methode is inderdaad een optie om de compensatie voor chronisch zieken te verbeteren. Het is alleen niet de enige optie om deze compensatie te verbeteren en wellicht ook niet de meest wenselijke. De constrained regression-methode kent namelijk ook nadelen.
Ik licht dit graag toe. Met een constrained regression worden er ‘aanvullende restricties’ op het model toegepast. Dit kan bijvoorbeeld door bepaalde groepen verzekerden gemiddeld op een bepaald (verevenings)resultaat te laten uitkomen. Het resultaat voor bepaalde groepen ongezonde verzekerden hoeft dan niet langer negatief te zijn. Het opleggen van zulke aanvullende restricties heeft echter negatieve gevolgen voor andere groepen verzekerden in het model. Voor andere groepen verzekerden zal de verevende werking namelijk achteruitgaan. Daarom vergt het een zorgvuldige afweging of constrained regression de meest wenselijke oplossing is.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99