Op basis van gegevens tussen 2007 en 2014 blijkt dat de eerste keuze voor een rechtsvorm vaak de definitieve keuze is. Alleen ib-ondernemers met hogere winstinkomens switchen soms naar een vennootschap. Het onderzoek laat zien dat naast fiscale motieven andere factoren evengoed een rol spelen bij de keuze voor een rechtsvorm.
Download: "Fiscaliteit en de rechtsvorm van ondernemingen" (pdf, 22 pagina's)
De winstinkomens van ib-ondernemers en dga’s worden verschillend belast. Winstinkomens van ib-ondernemers vallen in box 1 van het ib-stelsel. Het loon van dga’s wordt ook in box 1 belast. De bv’s waarin zij een (aanmerkelijk) belang hebben betalen vennootschapsbelasting (vpb) over de winst en de dga’s betalen box 2-belasting over de uitgekeerde winst. Naast fiscale motieven, gaat het bij de keuze ook om risico en aansprakelijkheid, om kostenoverwegingen, zoals voor administratie, om pensioen en vermogensopbouw en om bedrijfsopvolging. De ondernemers en hun ondernemingen zijn veelal actief in andere sectoren, maken uiteenlopende winsten, hebben andere persoonlijke kenmerken.
Al deze factoren en kenmerken bepalen de keuze van de rechtsvorm. Die keuze lijkt eenmalig, want uit CBS-data blijkt dat slechts 1 procent van de ib-ondernemers drie jaar later dga is geworden. Voor inkomens boven de 75.000 euro is dat drie keer zo hoog. Alleen ondernemers met meerdere activiteiten die deels onder de ib en deels onder de vpb vallen, zijn geneigd om drie jaar later voor een andere rechtsvorm te kiezen. Ook het aandeel dga’s dat voor een ib-onderneming kiest is beperkt; voor inkomens tot 75.000 euro is het aandeel bijna 5 procent, maar dat neemt snel af bij hogere inkomens. Eens gekozen, blijft gekozen.
Bron: CPB
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99