Minister Ollongren stuurde de Tweede Kamer de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging over het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte.
Het voorstel ziet op wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte
In een tabel staat per puntenaantal de maximale huurprijs voor zelfstandige woonruimten per 1 juli 2020.
Minister Ollongren gaf antwoord op Kamervragen over het niet (tijdig) kunnen betalen van de huur door de coronacrisis. Tevens is een stroomschema toegevoegd.
Gedurende de coronacrisis kunnen tijdelijke huurcontracten voor een tijdelijke periode verlengd worden. Het spoedwetsvoorstel Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten is aangenomen in de Eerste Kamer en treedt na publicatie in de Staatscourant in werking.
Minister van Veldhoven heeft het spoedwetsvoorstel Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten naar de Tweede Kamer gestuurd. Tijdelijke huurcontracten kunnen straks voor een tijdelijke periode verlengd worden gedurende de coronacrisis.
In geschil of de inkomsten uit de verhuur door belanghebbende van een gedeelte van de eigen woning (tuinhuisje, aanhorigheid) via Airbnb belast zijn op grond van artikel 3.113 Wet IB 2001. Niet in geschil is dat de inkomsten uit de tijdelijke verhuur in dit geval niet in aanmerking kunnen worden genomen als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden.
Stel een relatie heeft overgangsrecht (bestaande eigenwoningschuld, vormvrij), maar zet het huis in de verkoop, of verhuurt het tijdelijk op basis van de Leegstandswet, of permanent. Als relatie nog niet gelijk een ander huis heeft gekocht, zijn er diverse einddata tot wanneer overgangsrecht kan herleven.
Gemeenten krijgen meer wettelijke bevoegdheden om vakantieverhuur via verhuurplatforms in goede banen te leiden en hierop te handhaven. Zo kunnen zij een registratieplicht instellen voor verhuurders en indien gewenst uitbreiden met een meld- en vergunningplicht.
De vraag die partijen verdeeld houdt is de vraag of de Adviseur rekening had moeten houden met de situatie dat Consument mogelijk in de toekomst zijn woning zou willen verhuren. Daarbij speelt ook de vraag of de Adviseur Consument expliciet had moeten wijzen op het verhuurbeleid van de geadviseerde geldverstrekker. Kortom, partijen zijn verdeeld of de Adviseur passend advies heeft gegeven.
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) gaat optreden tegen huurbemiddelaars die onterechte kosten rekenen aan huurders. Huurbemiddelaars maken hiermee misbruik van de kwetsbare positie van huurders in de overspannen woningmarkt. Uit onderzoek van de ACM blijkt dat zo’n 70% van de bemiddelaars ten onrechte kosten in rekening brengt bij huurders.
Kifid heeft in eerdere uitspraken al beslist dat een geldverstrekker tijdelijke verhuur niet hoeft toe te staan, maar wat als het slechts om een vakantieperiode gaat? Een consument heeft de Bank om toestemming verzocht om zijn woning voor drie maanden te mogen verhuren. De Bank heeft geen toestemming verleend.
Consument voldoet niet meer aan de door de bank gestelde voorwaarden rond tijdelijke verhuur van het met het recht van hypotheek belaste verbonden onderpand. De huiseigenaar vordert via Kifid toestemming voor verhuur.
In geschil is of na het vertrek van (het gezin van) belanghebbende naar België, de woning nog kwalificeert als ‘eigen woning’ in de zin van artikel 3.111 van de Wet IB 2001. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de woning aan een derde ter beschikking is gesteld of dat sprake is van een kraakwacht-situatie.
Een huiseigenaar (belastingplichtige) is gedurende de onderhavige jaren uitgezonden naar het buitenland en is daarbij vergezeld door zijn vrouw. Twee dochters van belastingplichtige zijn in de woning blijven wonen. De woning werd tevens gebruikt door een neef van belastingplichtige die daar in verband met een studie in de buurt regelmatig verbleef. Belastingplichtige voerder hypotheekrenteaftrek op in zijn IB aangifte.
Minister K.H. Ollongren heeft antwoorden gegeven op Kamervragen over het toenemend aantal gemeenten dat de permanente bewoning van vakantiehuisjes wil uitbannen.
Een huiseigenaar heeft een woning die qua hypotheek 'onder water' staat. Hij heeft de woning in de verkoop staan maar de verkoop lukt niet. Daarom heeft hij een vergunning aangevraagd op grond van de Leegstandswet (Lw). Deze vergunning heeft hij voor de duur van vijf jaar, tot 1 augustus 2021 gekregen. De geldverstrekker heeft het verzoek van de huiseigenaar om de woning te mogen verhuren afgewezen.
Een huiseigenaar die tijdelijk naar het buitenland werd uitgezonden, claimde hypotheekrenteaftrek voor zijn woning. Voorheen woonde hij samen met 'B'. Deze relatie werd op enig moment beëindigd, maar 'B' bleef wel in de woning, waarbij de huiseigenaar vanwege zijn werk tijdelijk werd uitgezonden.
De rechter stelt dat vanwege het eindigen van de gezamenlijke huishouding de 'huurder' (B) als derde wordt gezien.
Een voormalige huiseigenaar is in hoger beroep bij de Raad van State in het ongelijk gesteld. De voormalige huiseigenaar wilde kwijtschelding van de restschuld als gevolg van de onderhandse verkoop van zijn woning. De opbrengst van de verkoop was onvoldoende om de hypothecaire geldlening en gemaakte kosten terug te betalen. De stichting heeft de restschuld aan de geldverstrekker betaald en is daarvoor in de rechten en plichten van de geldgever getreden. De ex-huiseigenaar is de stichting € 68.229,87 verschuldigd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in hoger beroep een voormalige huiseigenaar in het ongelijk gesteld.
De Stichting WEW had zich op het standpunt gesteld dat het aangaan van dubbele woonlasten door te emigreren naar het buitenland terwijl de woning nog niet was verkocht, de oorzaak van het verlies is.
Dat verlies dient voor rekening van appellanten (voormalige huiseigenaren) te blijven, omdat zij de keuze hebben gemaakt om te emigreren en daarbij het risico hebben genomen dat de woning met verlies zou worden verkocht.
Minister Blok heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen.
De boete van € 12.000 die het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan een man had opgelegd omdat hij zonder vergunning een vrijesectorwoning onderverhuurde, is onevenredig hoog. Daarom verlaagt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zelf de boete in dit geval naar € 3.000. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 11 mei 2016.
Consumenten hebben een nieuwe woning gekocht en willen hun oude woning verhuren. De Bank heeft het verzoek tot verhuur geweigerd. In de voorwaarden is een verbod tot verhuur opgenomen. De Commissie oordeelt dat het in beginsel aan de Bank is of zij deze toestemming verleent. Dit behoort tot haar beleidsvrijheid. Zij kan de toestemming dan ook weigeren.
Een huiseigenaar heeft bij de bank een hypothecaire geldlening afgesloten voor de financiering van een woning. Op grond van de hypotheekakte mag consument ('klager' bij Kifid) de woning niet zonder schriftelijke toestemming van de bank verhuren. Op een gegeven moment heeft de eigenaar aan de bank om toestemming verzocht om de woning te verhuren. De bank heeft dit verzoek tot verhuur afgewezen.
Als professioneel financieel adviseur moet en wilt u bijblijven en dat het liefst in zo weinig mogelijk (kostbare) tijd. Dat kan nu met Fintool.nl! Meld u nu aan als abonnee en krijg direct toegang tot de Kennisbank en Helpdesk.