Werkgevers met een pensioenregeling op basis van een premieovereenkomst met een leeftijdsafhankelijke (met de leeftijd stijgende) staffel, hebben de mogelijkheid om over te stappen op het nieuwe pensioenstelsel conform de Wet toekomst pensioenen (hierna: Wtp). De premieovereenkomst wordt dan niet meer vormgegeven op basis van een leeftijdsafhankelijke staffel, maar op een basis van een gelijkblijvend percentage voor alle leeftijden (hierna: vlakke premie). Dit leidt tot minder inleg voor oudere werknemers en tot meer inleg voor jongere werknemers. Jongere werknemers kunnen naarmate de leeftijd vordert nadeel ondervinden van het nieuwe stelsel, omdat zij geen gebruik meer kunnen maken van de hogere staffelpercentages behorende bij de hogere leeftijdscohorten conform de oude regeling.
In de Wtp is opgenomen, dat groepen werknemers die nadeel ondervinden van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel adequaat en kostenneutraal gecompenseerd moeten worden. Het uitgangspunt van de wetgeving is een compensatie in de pensioensfeer. Hiervoor zijn in de Pensioenwet specifieke regels opgenomen, zoals:
Compensatie buiten de pensioensfeer is ook toegestaan, bijvoorbeeld in de loonsfeer. Hier is het specifieke wettelijk kader geldend voor compensatie in de pensioensfeer niet van toepassing. Er gelden geen specifieke regels voor compensatie buiten de pensioensfeer.
Een werkgever besluit om tot compensatie in de loonsfeer over te gaan. De werkgever zegt aan een werknemer van 40 jaar toe dat hij vanaf de leeftijd van 50 jaar maandelijks een vergoeding van € 500 per maand krijgt tot aan zijn pensionering. Bij voortijdige uitdiensttreding of overlijden voor de leeftijd van 50 jaar vervalt de afspraak over de compensatie.
Allereerst moet worden beoordeeld hoe de geboden compensatie voor pensioenschade fiscaal moet worden geduid (A). Vervolgens dient het bijbehorende genietingsmoment te worden vastgesteld (B).
De vraag is of de geboden compensatie voor pensioenschade moet worden aangemerkt als ‘loon in de vorm van een recht’ (loonrecht) of ‘recht op loon’ (loonvordering).
In het onderhavige geval is geen sprake van loon in de vorm van een recht in de zin van artikel 10, eerste of tweede lid, Wet LB 1964, omdat geen sprake is van een onvoorwaardelijk recht of een onvoorwaardelijk toekenning. Het recht op compensatie ontstaat namelijk pas als de werknemer op 50-jarige leeftijd nog in dienst is bij de werkgever. Omdat de werknemer pas recht heeft op de vergoeding als aan de voorwaarden is voldaan, is sprake van recht op loon.
Conform artikel 13a, eerste lid, Wet LB 1964 wordt het recht op loon (loonvordering) niet eerder genoten dan het moment van betaling. Dit heeft tot gevolg dat loonheffingen verschuldigd zijn op het moment van betaling van de vergoeding aan de werknemer.
Bron: Belastingdienst
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99