MijnFintool

Nieuws

Boete niet in de plaats van schadevergoeding

[gedaagden] voeren aan dat er geen plaats is voor schadevergoeding naast de al betaalde contractuele boete. Zij wijzen op artikel 6:92 lid 2 BW. Dat bepaalt dat hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is, in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet.

Deze bepaling is van regelend recht. Partijen kunnen daarvan afwijken door (bijvoorbeeld) af te spreken dat de boete naast de schadevergoeding gevorderd kan worden. In dit geval hebben partijen een afspraak gemaakt die afwijkt van de regeling van artikel 6:92 lid 2 BW. In artikel 11.2. van de koopovereenkomst die zij zijn aangegaan staat dat de niet presterende partij een boete van 10% van de koopsom verbeurt, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, als de daadwerkelijke schade hoger is dan de boete.

[gedaagden] hebben bij hun beroep op de Haviltex-maatstaf niet (duidelijk) naar voren gebracht wat nu maakt dat partijen redelijkerwijs aan elkaars wilsuitingen de betekenis mochten toekennen dat het – in afwijking van de tekst van de overeenkomst – niet mogelijk zou zijn om naast de contractuele boete ook schadevergoeding te vorderen voor zover de schade hoger is dan het bedrag van de boete. De rechtbank oordeelt daarom dat [eisers] op grond van artikel 11.2. van de koopovereenkomst recht hebben op vergoeding van hun schade voor zover deze hoger is dan de contractuele boete.

Hoogte van de schade: lagere koopprijs

Het uitgangspunt bij schadevergoeding is om de partij die schade heeft geleden te brengen in dezelfde toestand als waarin deze zou hebben verkeerd als de schadeplichtige zijn verplichtingen zou zijn nagekomen. Daarbij is het van belang dat er voldoende samenhang bestaat tussen de schade en de gebeurtenis (conditio sine qua non verband). [gedaagden] zijn hun verplichtingen uit de koopovereenkomst met [eisers] niet nagekomen, zoals de rechtbank in het vonnis van 16 augustus 2023 heeft geoordeeld. Als gevolg daarvan hebben [eisers] de koopovereenkomst ontbonden en het pand opnieuw in de verkoop moeten zetten.

Duidelijk is dat tussen de koopprijs die partijen zijn overeengekomen en de prijs die [eisers] in februari 2024 met de nieuwe koper zijn overeengekomen een groot verschil zit. Feit is echter dat het pand uiteindelijk voor € 632.400,00 is verkocht. Daardoor hebben [eisers] feitelijk € 122.600,00 nadeel geleden doordat [gedaagden] het pand niet voor € 755.000,00 hebben afgenomen. Tussen de tekortkoming door [gedaagden] en die schade bestaat dus causaal verband. [gedaagden] zijn dan in beginsel gehouden deze schade te vergoeden.

Beperking schade

[eisers/ verkopers] betwisten dat zij niet voldaan hebben aan hun verplichting de schade zoveel mogelijk te beperken. Voor het bepalen van de vraagprijs van € 675.000,00 hebben zij – net als in het eerdere verkooptraject – het advies van hun verkopend makelaar gevolgd. Vervolgens hebben zij moeten afwachten wanneer zich opnieuw een koper zou aandienen. Helaas heeft dat circa twee jaar geduurd en was het bod lager dan de vraagprijs. Mede vanwege het verstrijken van de tijd zagen zij zich genoodzaakt om met dit lagere bod akkoord te gaan, ook omdat de opbrengst van het pand feitelijk was bedoeld als hun pensioenvoorziening en zij de waarde van dat vermogen gedurende die twee jaar zagen verdampen. Daarbij komt dat zij tijdens het tweede verkooptraject vast bleven zitten aan hoge renteverplichtingen voor de overbruggingshypotheek en een aanvullende lening.

Actief handelen verkoper

Het betoog van [gedaagden] slaagt niet. Uit het dossier blijkt dat [eisers] het pand direct te koop hebben gezet toen [gedaagden] aangaven niet te willen afnemen. [eisers] hebben verder voldoende gemotiveerd uiteen gezet waarom zij het pand op advies van hun verkopend makelaar opnieuw voor € 675.000,- in de markt hebben gezet. Dit was dezelfde vraagprijs als in het eerdere verkooptraject en volgens de verkopend makelaar zou dat geïnteresseerde partijen uitnodigen om te overbieden, evenals [gedaagden] indertijd hebben gedaan. Vervolgens zijn er, zo blijkt uit door [eisers] overgelegde mails van de makelaar van [eisers] , wel wat bezichtigingen geweest. De makelaar heeft verklaard dat de verkoop (ook) bemoeilijkt is doordat de koop eerder is ontbonden hetgeen een smet geeft. [eisers] hebben onweersproken gesteld dat er in al die tijd maar één bod is gedaan, dat van de uiteindelijke koper. [eisers] hebben toegelicht waarom zij akkoord zijn gegaan met het bod van € 632.400,00: dit was het enige bod dat was uitgebracht gedurende de periode van meer dan anderhalf jaar dat het pand te koop heeft gestaan, terwijl hun extra verplichtingen uit hoofde van de overbruggingshypotheek en de aanvullende lening maar bleven doorlopen. Dit komt de rechtbank zeer plausibel voor. Bij deze toelichting hebben [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat [eisers] niet aan hun verplichting hebben gedaan de schade te beperken.

Geen matiging

De rechter kan een verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:109 BW matigen wanneer de toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zal leiden. De maatstaf van ‘kennelijke onaanvaardbaarheid’ houdt in dat de rechter terughoudend moet zijn bij het gebruikmaken van deze bevoegdheid. Bij de vraag of in een concreet geval ruimte is voor matiging, moet de rechter de belangen en omstandigheden aan de zijde van beide partijen tegen elkaar afwegen. Het gaat daarbij onder meer om de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht. Bij verlichtende omstandigheden kan men volgens de wetsgeschiedenis bijvoorbeeld denken aan een geringe mate van schuld, een hoogte van de schade die onevenredig is aan de mate van schuld, of een situatie waarin de schuldenaar snel een beslissing moest nemen.

De rechtbank komt tot het oordeel dat er geen ruimte is voor matiging. 

Te vergoeden bedrag

Omdat matiging niet aan de orde is zal de rechtbank [gedaagden] veroordelen om aan [eisers] € 56.584,62 te betalen. Dit is het bedrag van de schade van € 132.084,62 verminderd met de al door [gedaagden] betaalde contractuele boete van € 75.500,00.

Bron: Rechtspraak.nl

Modules & dossiers

Opvoerdatum

06 aug 2025

Laatst gewijzigd

06 aug 2025

Reacties

Er zijn (nog) geen reacties op dit artikel

Reageren? Graag eerst inloggen.

Permanent Actueel met Fintool?

Als professioneel financieel adviseur moet en wilt u bijblijven en dat het liefst in zo weinig mogelijk (kostbare) tijd. Dat kan nu met Fintool.nl! Meld u nu aan als abonnee en krijg toegang tot de Kennisbank, Helpdesk en AI assistant.
Lees verder

Fintool bv © 2003/2025. Alle rechten voorbehouden.
Lees graag de leveringsvoorwaarden en het privacy reglement.

1
1