De Afdeling advisering constateert dat de regering terecht haar verantwoordelijkheid neemt om de vuistregels van de Hoge Raad om te zetten in een wettelijke regeling. Daarbij moet de regering zich rekenschap geven van de uitspraken van de Hoge Raad. Maar een rechtmatige wettelijke regeling betekent nog niet dat deze ook doelmatig is. Als de tegenbewijsregeling niet ‘doenbaar’ en uitvoerbaar is, draagt deze uiteindelijk niet bij aan rechtsherstel voor betrokkenen.
De Afdeling advisering merkt op dat het wetsvoorstel de Belastingdienst voor een haast onmogelijke opgave stelt. Uit de uitvoeringstoets volgt dat de Belastingdienst grote inspanningen moet leveren en de risico’s op procesverstoringen groot zijn. Het advies is dan ook om mitigerende maatregelen te treffen en waar mogelijk met dit wetsvoorstel in te voeren om de uitvoering te ontzien. Het is van belang dat de regering zich proactief richt op het beperken van procesrisico’s en kosten. Dit vergt in het bijzonder een afweging of een tegenbewijsregeling met een zo zuiver en fijnmazig mogelijke bepaling van het werkelijke rendement opweegt tegen de grote inzet van mensen en middelen om dit te bereiken. Een proactieve houding brengt verder met zich dat de regering op voorhand de risico’s van termijnoverschrijdingen van beslistermijnen in kaart brengt en adequate maatregelen treft, zodat de uitvoering en rechtspraak niet vast komen te zitten.
De Afdeling advisering onderkent dat de wetgever maar beperkte ruimte heeft om in aanvulling op de vuistregels van de Hoge Raad, de bepaling van het werkelijke rendement vorm te geven. Daar waar ruimte is, zoals bij de waardering van het eigen gebruik van onroerende zaken, luidt het advies om deze ruimte te benutten. Dit om de Belastingdienst zoveel mogelijk te ontzien en procesrisico’s en daarmee ook de werklast van de rechterlijke macht waar mogelijk te beperken.
Bron: Raad van State
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99