Fiscaal bestaat er ook de mogelijkheid van voortzetting.
In essentie betreft het hier de vraag of de Bank mocht verlangen dat op het moment van overlijden van zijn partner de geldlening moest worden afgelost met de helft van de op dat moment in de SEW opgebouwde waarde. De Commissie merkt daarbij op dat het de Bank in beginsel vrij staat haar eigen beleid te kiezen. Die vrijheid vindt in het recht haar grens daar waar het beleid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht (zie artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De vraag is dus of de weigering van de Bank om de rekening op naam van alleen Consument voort te zetten in die zin onaanvaardbaar is. Een antwoord op die vraag vergt een afweging van de belangen van Consument enerzijds en die van de Bank anderzijds door de Commissie.
Naar het oordeel van de Commissie heeft de Bank de redenen voor de inrichting van haar beleid niet nader onderbouwd. Zij heeft zowel in het kader van haar eigen interne klachtprocedure als in de procedure bij de Commissie louter verwezen naar de door haar gehanteerde voorwaarden, zonder de keuze voor dat beleid met redenen te omkleden. Ter zitting heeft de Bank gesteld dat er erfrechtelijke gronden zijn voor het gehanteerde beleid. De Bank heeft echter ook nagelaten die stelling met redenen te omkleden.
Consument klaagt dat de Bank hem de mogelijkheid van voortzetting SEW ten onrechte niet aangeboden heeft. De Commissie oordeelt dat de Bank geen overtuigende argumenten heeft gegeven voor haar beleid om die fiscale mogelijkheden niet te bieden.
Vanwege ontbreken toereikende argumenten heeft Consument recht op schadevergoeding. De Commissie wijst een bedrag van € 11.523,- toe.
Bron: Kfiid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99