De deelnemer stelt dat de betrokkene in juli 1994 de overeenkomst heeft gesloten met [bank] onder overlegging van legitimatie en een loonstrook. Er ontstond een betalingsachterstand. Ondanks vele aanmaningen werd niet betaald. In november 1996 is de vordering overgedragen aan de deurwaarder.
De deelnemer heeft de A met terugwerkende kracht gemeld. De deelnemer kan geen vooraankondiging overleggen. Zij stuurt wel een historisch overzicht waaruit zou moeten blijken dat brieven zijn verzonden. Zij stuurt wel een kopie van sommaties uit september/oktober 1996.
Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstand, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat men nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de klager dat betwist.
De administratie van de deelnemer kan tot bewijs strekken. Het is vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie dat de deelnemer door overlegging van kopieën van brieven dan wel standaardbrieven en een kopie van het logboek de verzending van de vooraankondiging aannemelijk kan maken. De deelnemer heeft daar niet aan voldaan. De A is hiermee niet correct en moet worden geschrapt.
Bij de in deze zaak te maken belangenafweging dienen de volgende (vaststaande) feiten en
omstandigheden in aanmerking te worden genomen:
Op grond van alle genoemde omstandigheden oordeelt de Commissie, dat het thans nog laten voortduren van de registratie in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel. De op dit moment bekende feiten duiden erop dat sprake is geweest van een incident, dat betrokkene geen structurele wanbetaler is.
De negatieve registratie A en code 2 moeten ook daarom worden verwijderd.
Lees hier de volledige uitspraak.
Bron: BKR
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99