MijnFintool

Nieuws

Rechtspraak inzake dalende overlijdensrisicoverzekering

De Rechtbank Amsterdam heeft in een geschil over de uitleg van de hoogte van een uitkering uit een overlijdensrisicoverzekering een uitspraak gedaan. De rechtbank legt de overeenkomst niet zo uit als eiser dat doet: het beroep op het contra proferentem beginsel wordt verworpen, omdat er geen twijfel in de zin van de wet en richtlijn bestaat over de uitleg. De tussenpersoon is niet aansprakelijk, omdat onvoldoende gesteld is dat de onduidelijkheid die bij eiser bestond te wijten is aan onjuiste of onvoldoende voorlichting door die tussenpersoon.

Klik hier voor de volledige uitspraak

Claim eiser (consument)
Eiser claimt de uitkering ineens (verzekerde som), maar tevens de vervolguitkeringen zoals genoemd in het schema op het polisblad (dalende risicoverzekering)

4.4.
Zodoende komt de rechtbank tot het oordeel dat de verzekering aldus moeten worden uitgelegd dat, indien [eiser 1] onverhoopt overlijdt voor de einddatum van de verzekering, er sprake is van een eenmalige uitkering, waarvan de hoogte is gedefinieerd in polisbijlage 1.

4.5.
[eiser 1 en 2 samen] beroept zich in dit verband ook op het contra-proferentem beginsel. Artikel 6:238 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de bedingen duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding prevaleert de voor de consument gunstigste uitleg. Artikel 5 van de Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (93/13/EEG) bepaalt, in gelijke zin, als volgt:

“In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie.”

4.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. De door [eiser 1 en 2 samen] voorgestane uitleg van het polisblad, kort gezegd, ieder jaar na overlijden een uitkering, is strikt taalkundig niet uitgesloten. [eiser 1 en 2 samen] wijst daarbij met name op de woorden “ en vervolgens ” om aan te geven dat het om een jaarlijkse uitkering zou gaan naast een eenmalige vaste uitkering van € 200.000,00. Ondanks de strikt taalkundige mogelijkheid van een uitleg van de omschrijving van de uitkering op het polisblad op de wijze zoals [eiser 1 en 2 samen] bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om het beding zo uit te leggen als [eiser 1 en 2 samen] voorstaat. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval het beding voldoende duidelijk en begrijpelijk is. Twijfel (in de zin van artikel 6:238 BW en de richtlijn) over de betekenis van het beding is er niet. Uit artikel 6:238 lid 2 BW en de richtlijn volgt derhalve niet de verplichting om het beding zonder meer zo uit te leggen op de wijze zoals [eiser 1 en 2 samen] dat doet.

4.7.
De primair gevorderde verklaring voor recht ligt derhalve voor afwijzing gereed.

 

Bron: Rechtspraak.nl

Reacties

Er zijn (nog) geen reacties op dit artikel

Reageren? Graag eerst inloggen.

Permanent Actueel met Fintool?

Als professioneel financieel adviseur moet en wilt u bijblijven en dat het liefst in zo weinig mogelijk (kostbare) tijd. Dat kan nu met Fintool.nl! Meld u nu aan als abonnee en krijg direct toegang tot de Kennisbank en Helpdesk.
Lees verder

Fintool bv © 2003/2025. Alle rechten voorbehouden.
Lees graag de leveringsvoorwaarden en het privacy reglement.

1
1