Het eigenwoningforfait wordt tegen het hoge(re_ IB tarief belast, terwijl de aftrek kosten eigen woning tegen een lager(e) aftrek wordt toegekend. Een huiseigenaar/ belastingplichtige stelt dat het tariefverschil (na tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning) in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

Minister H. de Jonge gaf antwoord op Kamervragen naar aanleiding van het artikel ‘onderverhuur en samenwonen kunnen woningtekort voor 'flink deel' oplossen’ .

Minister Weerwind informeerde de Tweede Kamer over enkele onderwerpen op het gebied van personenrecht en familierecht.

Staatssecretaris Van Ooijen gaf antwoord op Kamervragen over signalen dat verzekeraars en gemeenten mogelijk weer afspraken zouden willen maken over Wmo-regresrecht.

Met de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) worden private verhuurders met gereguleerde huurwoningen gestimuleerd te investeren in woningverduurzaming.

Minister Kaag heeft antwoord gegeven op diverse kamervragen over het UBO-register (Ultimate Beneficial Owner).

Een beleggingsonderneming die een financieel instrument uitgeeft, ontwikkelt of samenstelt voor cliënten met een duurzaamheidsdoelstelling moet bij het productontwikkelingsproces rekening houden met duurzaamheidsfactoren (ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping).

Bestaande koopwoningen waren in februari 20,2 procent duurder dan een jaar eerder. De prijsstijging is wat kleiner dan een maand eerder, toen met 21,1 procent de grootste prijsstijging sinds de start van de statistiek in 1995 werd genoteerd. Dit blijkt uit onderzoek naar de prijsontwikkeling van bestaande particuliere koopwoningen in Nederland van het CBS en het Kadaster.

De leeftijd waarop de kostendelersnorm van toepassing is, wordt verhoogd van 21 naar 27 jaar. Door dit wetsvoorstel wordt de kostendelersnorm gewijzigd zodat inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten (vaak de ouders).

Bij grote en middelgrote werkgevers is de terugkeerpremie vastgesteld of gebaseerd op 50% van de sectorpremie. Dit leidt er toe dat er premievoordeel kan worden behaald (in sommige branches meer dan in andere) door regelmatig te wisselen tussen de publieke verzekering en het eigenrisicodragerschap. Daarom wordt de (minimum-) terugkeerpremie per 1 januari 2024 verhoogd naar 100% van de sectorpremie. Dit heeft al gevolgen bij terugkeer in 2023. Hiermee wordt een meer gelijk speelveld tussen publieke en private financiering beoogd.