Het is belangrijk een goede administratie en correcte vastlegging in samenlevingscontracten te regelen om 'discussie' met erfgenamen te vermijden.
[Gedaagde is de partner van overledene]
[Eiser is erfgenaam van overleden]
De rechtbank overweegt hierover allereerst dat het enkele feit dat de bankrekeningen op beider naam staan niet betekent dat beide genoemden op gelijke wijze gerechtigd zijn tot het saldo van de bankrekeningen. De tenaamstelling zegt immers alleen iets over de relatie van de personen tot de bank. [gedaagde] erkent dit en betwist ook niet dat de salarissen op dezelfde rekeningen gestort zijn gebleven als voor de wijziging van de tenaamstelling, maar [gedaagde] doet een beroep op artikel 3 lid 3 van de samenlevingsovereenkomst. Volgens haar volgt daaruit dat ieder gerechtigd is tot de helft van het saldo.
5.29.
Artikel 3 van de samenlevingsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“2. Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun netto inkomsten bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
3. Het hiervoor in lid 2 bedoelde gedeelte van de netto inkomsten of zoveel meer als partijen wensen wordt gestort op een gemeenschappelijke bank- en/of girorekening en/of in een gemeenschappelijke kas.
Deze gemeenschappelijke bank- en/of girorekening en/of gemeenschappelijke kas is/zijn mede-eigendom van partijen en wordt/worden op naam van beide partijen gesteld; zij zijn daarin ieder voor de helft gerechtigd.”
Artikel 3 lid 3 ziet op een rekening waarop naar evenredigheid van de netto inkomsten door erflater en [gedaagde] inkomsten worden gestort en waarvan de kosten van de huishouding worden voldaan. [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld dat sprake was van een dergelijke rekening, want [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat alle betalingen gelijk zijn gebleven ten opzichte van voor de wijziging van de tenaamstelling van de rekeningen, dat erflater vanaf in elk geval 1996 alle vaste lasten betaalde van zijn rekening en ook dat [gedaagde] geen geld naar de rekening van erflater overmaakte als bijdrage aan de voldoening van die vaste lasten. De toelichting van [gedaagde] dat weliswaar alle vaste lasten automatisch afgeschreven bleven worden van de rekening eindigend op [nummer 1] en de overige uitgaven werden gedaan van beide betaalrekeningen, net hoe het uitkwam, is in dit verband onvoldoende, evenals de verwijzing naar een aanbetaling voor de trouwjurk van [eiseres] van de rekening eindigend op [nummer 3] .
[gedaagde] heeft voorts haar stelling dat voordat de bankrekeningen op elkaars naam stonden deze al gezamenlijk gebruikt werden, onvoldoende onderbouwd, hoewel zij daartoe in elk geval ten aanzien van haar eigen rekening eindigend op [nummer 3] in staat moet zijn geweest. Deze onderbouwing had wel op haar weg gelegen, omdat [eiseres] heeft betwist dat ooit van gezamenlijke rekeningen sprake was.
Voor zover [gedaagde] stelt dat zij samen spaarden op de bankrekening eindigend op [nummer 2] , is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] ook deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft bijvoorbeeld niet gesteld welke op die rekening gestorte bedragen dan afkomstig zijn van haar, terwijl [eiseres] met een bankafschrift onbetwist heeft betoogd dat deze rekening bij de opening ervan is gevoed door erflater.
Ook overigens is door [gedaagde] , op wie op dit punt de bewijslast rust, onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat met de wijziging van de tenaamstelling is overeengekomen en bedoeld dat op alle rekeningen het regime van artikel 3, lid 3, van de samenlevingsovereenkomst van toepassing zou worden.1 Het beroep van [gedaagde] op dat artikel slaagt daarom niet.
Omdat de auto op naam van erflater stond en door hem is gefinancierd, is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat erflater eigenaar was van de auto en dat geen sprake was van een gemeenschappelijk goed.
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99