In haar aangifte IB/PVV over het jaar 2016 heeft eiseres de woning aangemerkt als eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet IB. Verder heeft eiseres het eigenwoningforfait aangegeven en de hypotheekrente in aftrek gebracht.
De belastinginspecteur is afgeweken van de aangifte, omdat naar zijn mening de woning vanaf 24 augustus 2016 aan een derde ter beschikking is gesteld en de hypotheekrenteaftrek vanaf die datum dan niet meer aftrekbaar is.
In geschil is of de woning ook vanaf 24 augustus 2016 nog kwalificeert als eigen woning zodat recht bestaat op de aftrek van hypotheekrente.
Artikel 3.111, zesde lid, van de Wet IB luidt als volgt:
“Een woning die de belastingplichtige gedurende tenminste een jaar als eigen woning als bedoeld in het eerste lid ter beschikking heeft gestaan en sindsdien tijdelijk als hoofdverblijf niet anders dan tijdelijk ter beschikking staat, kan op verzoek mede worden aangemerkt als eigen woning indien gedurende die periode:
a. de woning niet aan derden ter beschikking wordt gesteld en
b. de belastingplichtige tezamen met zijn partner niet met betrekking tot een andere woning belastbare inkomsten uit eigen woning geniet.”
Gelet op de tekst van het besluit geldt de goedkeuring slechts voor gevallen waarin de kinderen na de verhuizing van de ouders in de woning zijn blijven wonen. Aangezien de zoon aanvankelijk met zijn ouders is meeverhuisd, is in dit geval niet aan deze eis voldaan, zodat het beroep van eiseres op het goedkeurend beleid niet slaagt.
Meer subsidiair stelt eiseres dat haar zoon kraakwacht is geweest en dat de woning daardoor alsnog aangemerkt dient te worden als eigen woning. Eiseres voert daartoe aan dat er in 2015 in de woning is ingebroken en haar zoon dientengevolge op de zolderkamer is gaan wonen.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat recht bestaat op aftrek van hypotheekrente op eiseres rust. Het is derhalve aan eiseres om aannemelijk te maken dat haar zoon vanaf 24 augustus 2016 als kraakwacht verblijf heeft gehouden in de reeds sinds 2010 leegstaande woning en dat de woning de zoon niet anderszins ter beschikking heeft gestaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast. Eiseres heeft haar stelling namelijk verder niet onderbouwd en de woning stond de zoon ook geheel ter beschikking.
Nu de woning terecht door verweerder vanaf 24 augustus 2016 niet is aangemerkt als eigen woning, is de aangifte terecht gecorrigeerd. Gelet hierop is het beroep ongegrond verklaard.
Bron: Rechtspraak
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668