In de aflossingsnota staat echter een boeterente voor twee leningdelen vermeld. Dit bedrag is aanzienlijk hoger. Consumenten hebben ervoor gekozen om de juridische levering bij de notaris doorgang te laten vinden.
Na het het transport vorderen zij het meerdere van de boeterente als onverschuldigd betaald terug van de Bank. Volgens Consumenten hebben zij gerechtvaardigd erop mogen vertrouwen dat de Bank het lagere bedrag aan boeterente bij hen in rekening zou brengen.
De Commissie is van oordeel dat de Adviseur en Consumenten de fout van de Bank hadden moeten opmerken en hierover vragen hadden moeten stellen bij de Bank. Nu zij dat niet hebben gedaan, hebben zij niet voldaan aan hun onderzoeksplicht. De Commissie wijst de vordering af.
Voor de beantwoording van de vraag of Consumenten gerechtvaardigd erop mochten vertrouwen dat de Bank € 3.058,27 aan Boeterente bij hen in rekening zou brengen in plaats van € 17.928,64, is artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van belang. Hierin staat dat tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep kan worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. Gerechtvaardigd vertrouwen wordt niet aangenomen, indien Consumenten, gelet op de omstandigheden van het geval, behoorden te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van de Bank. Dit wordt ook wel de onderzoeksplicht genoemd.
Dát de Bank een fout heeft gemaakt door Consumenten verkeerd te informeren over de hoogte van de verschuldigde Boeterente, is tussen partijen niet in geschil. Waar partijen het niet over eens zijn, is het antwoord op de vraag welke consequenties er voor de Bank moeten worden verbonden aan de fout die zij heeft gemaakt. De Commissie is van oordeel dat hieraan voor de Bank geen consequenties verbonden kunnen worden. In tegenstelling tot wat zij hebben aangevoerd, hadden Consumenten niet met het lezen van de bovenaan de offerte vermelde bedragen – de Commissie begrijpt dat Consumenten hiermee de samenvatting, hiervoor opgenomen onder 2.5, bedoelen – mogen volstaan, maar mocht van hen verwacht worden dat zij de gehele offerte nauwkeurig hadden gelezen. De Commissie is van oordeel dat de offerte dan vragen had moeten oproepen. Het voorgaande klemt te meer nu Consumenten bij de aanvraag van de hypothecaire geldlening zijn bijgestaan door de Adviseur.
Van de Adviseur mocht verwacht worden dat zij de Bank had gewezen op de fout in de offerte, althans hierover vragen had gesteld bij de Bank. Nu Consumenten niet aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan, slaagt hun beroep op gerechtvaardigd vertrouwen niet.
Bron: Kifid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99