Werknemers die van dienstbetrekking veranderen, hebben het recht hun opgebouwde pensioen in te brengen in de pensioenregeling van hun nieuwe werkgever. Tot 1 januari 2015 moest de werknemer binnen een termijn van 6 maanden nadat hij in de pensioenregeling van zijn nieuwe werkgever was begonnen met pensioenopbouw, aangeven of hij al dan niet de procedure tot waardeoverdracht in gang wilde zetten. Deze termijn gaat met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 vervallen, zo blijkt uit een ontwerpbesluit dat staatssecretaris Klijnsma heeft gepubliceerd. Tevens komen er wijzigingen met betrekking tot de bijbetalingsverplichtingen die op de ‘oude’ of ‘nieuwe’ werkgever kunnen rusten.

De rente op een hypothecair krediet, bestaat uit een basisrente plus een opslag, wanneer de lening geen Nationale Hypotheekgarantie (NHG) heeft. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de onderpandsbelasting of Loan-to-value (LTV). Een klant, wiens LTV was veranderd, vond dat de bank de renteopslag zelf had moeten aanpassen. Hij legde hierover een klacht voor aan het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid).

Een verzekeraar vermeldde de gevolgen van wanbetaling op de achterkant van de aanmaning. Het Kifid vond dit niet voldoende duidelijk. De verzekeraar mocht de dekking van de polis niet opschorten.

Een belastingplichtige is 100% eigenaar van een woning, waarin zij samenwoont met haar vriend. De hypotheekrente wordt betaald vanaf een en/of-rekening van beiden. De woningeigenaar wil de hypotheekrente volledig aftrekken, maar de belastinginspecteur gaat hier niet mee akkoord. Het Gerechtshof geeft de belastinginspecteur gelijk.

Er is geregeld discussie tussen verzekerde en verzekeraar over de dekking van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hiervoor zijn vele redenen denkbaar. Het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) publiceerde in februari en maart 2015 vier uiteenlopende uitspraken over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Twee keer kreeg de verzekerde en twee keer kreeg de verzekeraar gelijk. 

Een consument maakt voor de koop van een woning gebruik van de diensten van een tussenpersoon die adviseert en bemiddelt in hypothecaire kredieten. Voorafgaand aan het adviesgesprek worden afspraken gemaakt over de (verwachte) advies- en bemiddelingskosten. Achteraf is de consument het niet eens met de hoogte van de in rekening gebrachte kosten.  Hij kon snel beslissen en heeft daardoor geen gebruik hoeven te maken van de afgesproken inventarisatie- en adviesfase. Hij eist daarom een deel van de kosten terug. 

Sinds 1 april 2015 moeten alle nieuwe medewerkers van banken met klantcontact de zogenoemde “bankierseed” binnen drie maanden afleggen. Voor medewerkers die op 1 april 2015 al in dienst zijn, geldt dat ze deze eed uiterlijk op 31 maart 2016 moeten hebben afgelegd. Om naleving van de afspraken uit deze eed af te dwingen, is door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) de Stichting Tuchtrecht opgericht. Deze Stichting kan sancties opleggen bij overtreding van de gedragscode.

In maart 2015 publiceerde de AFM een rapport over de voortgang van de nazorg aan klanten van beleggingsverzekeringen. Daaruit blijkt dat er vooruitgang is geboekt door verzekeraars, maar dat er ook nog altijd veel beleggingsverzekeringen zijn waarop de klant nog moet worden ´geactiveerd´. Om meer druk op verzekeraars en tussenpersonen te zetten, stelt de Minister van Financiën voor om het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo) aan te  passen op 1 juli 2015. Met de wijziging krijgt de AFM meer aanknopingspunten de verzekeraars aan te spreken op het uitblijven van passende oplossingen.

Vanwege de historisch lage rente op direct opneembaar spaargeld, kiezen veel consumenten voor spaarvormen met een hogere rentevergoeding. Een voorbeeld van een dergelijke spaarvorm is een deposito. De rente op een deposito is hoger dan op vrij opneembaar spaargeld, omdat de inleg een bepaalde periode vast staat. Hoewel een deposito een goed alternatief kan zijn voor een spaarrekening, heeft het ook eigenschappen die niet altijd in het klantbelang zijn. Dat is de conclusie van een onderzoek van de AFM.

Sinds 1 januari 2012 geldt de norm voor passende volmachtbeloning. Nu heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gepubliceerd dat zij vinden dat de tijd om voor diverse initiatieven te kiezen voorbij is. De AFM vindt dat, naar hun mening, het door een aantal gevolmachtigde en verzekeraars geïntroduceerde model algemeen moet worden ingevoerd.