Belanghebbende was in gemeenschap van goederen gehuwd. Bij echtscheiding is het leeuwendeel van de pensioenrechten en lijfrenteaanspraken aan de ex-echtgenoot toegerekend. Daar tegenover staat dat de woning aan belanghebbende is toegedeeld. De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende voor haar onderbedeling met betrekking tot de pensioenrechten en lijfrenten is gecompenseerd door overbedeling van de woning. Zij heeft daarom volgens de inspecteur een uitkering genoten als bedoeld in artikel 3.102, derde lid, van de Wet IB, en wel in het jaar volgend na ondertekening van het echtscheidingsconvenant.

De hoofdregel van het erfrecht is dat als vader overlijdt, alles naar moeder gaat. De kinderen erven op papier, namelijk een vordering op moeder opeisbaar bij haar overlijden. De "overbedelingsschuld" van moeder en de "onderbedelingsvordering" van de kinderen zijn gedefiscaliseerd. Dit betekent dat de kinderen het desbetreffende bezit niet hoeven op te geven in box 3. Moeder mag de rente op de schuld niet aftrekken in haar aangifte IB. Vaak heeft de onderbedelingsschuld van moeder grotendeels betrekking op de woning. Je zou daarom kunnen denken dat de rente wel voor aftrek in aanmerking komt. Dat is dus niet het geval.