Beperking eigenwoningvrijstelling na eerdere schenking

Feiten van de Zaak

• In 2008 ontving belanghebbende (de dochter) een schenking van haar ouders onder schuldigerkenning van € 22.379. Hiervoor werd de eenmalig verhoogde vrijstelling toegepast.
• In 2018 en 2019 ontving zij opnieuw geldschenkingen van haar ouders, respectievelijk € 67.500 en € 33.300.
• In haar aangiften schenkbelasting voor 2018 en 2019 deed ze een beroep op de eigenwoningvrijstelling.
• De inspecteur weigerde deze toepassing, omdat de vrijstelling in 2008 al was benut. De rechtbank gaf de belanghebbende aanvankelijk gelijk, maar in hoger beroep stelde het Hof de inspecteur in het gelijk.

Juridische Vraag

Heeft een belastingplichtige die in 2008 de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling heeft benut (onder schuldigerkenning), in 2018 en 2019 opnieuw recht op toepassing van de eigenwoningvrijstelling na een vervallenverklaring van de eerdere schenking?

Uitspraak van het Hof

Het Hof oordeelde dat:

• De schenking uit 2008 niet rechtsgeldig is herroepen of vervallen verklaard. De akte bevatte geen ontbindende of herroepingsclausule.
• De vervallenverklaring uit 2017 had geen juridische betekenis; de oorspronkelijke schenking bleef dus fiscaal bestaan.
• De omstandigheden (zoals financiële problemen) gaven geen grond voor dwaling of ontbinding.
• Het kennisgroepstandpunt van de Belastingdienst (dat onder voorwaarden herroeping van een schenking de vrijstelling kan herleven) was niet van toepassing, omdat in dit geval geen sprake was van herroepingsmogelijkheid in de oorspronkelijke akte.

Gevolg:

• In 2018 gold slechts een beperkte vrijstelling van € 27.871 en de jaarlijkse kindvrijstelling van € 5.363. De rest was belast.
• In 2019 kon geen eigenwoningvrijstelling meer worden benut; enkel de reguliere vrijstelling (€ 5.428) gold.

De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de aanslagen bleven in stand.

Bron: de Rechtspraak