Digitalisering
De digitalisering van procedures betreft zowel het burgerlijk recht als het bestuursrecht. De digitalisering maakt het procederen toegankelijker voor veel rechtzoekenden. De rechtspraak wordt hiermee aangepast aan de eisen van de tijd, aangezien de maatschappij in de afgelopen jaren vergaand is gedigitaliseerd. De start van de procedure en het indienen van (proces)stukken geschieden in de toekomst via elektronische weg. Het digitaal procederen wordt in beide rechtsgebieden verplicht voor nagenoeg alle professionele partijen.
De kern van het wetsvoorstel
Dit wetsvoorstel leidt tot vijf wezenlijke veranderingen. Deze wijzigingen houden deels verband met vereenvoudiging en uniformering van het burgerlijk procesrecht ten behoeve van de digitalisering van procedures. Andere wijzigingen houden verband met de beoogde versnelling van procedures.
1) De nieuwe civiele basisprocedure bestaat uit één schriftelijke ronde voor beide partijen, gevolgd door een mondelinge behandeling en vervolgens een uitspraak. De basisprocedure kent geen tweede schriftelijke ronde, zoals re- en dupliek. De mondelinge behandeling staat in de procedure centraal. De invulling van de mondelinge behandeling wordt aan de rechter overgelaten (artikel 30k Rv), met dien verstande dat partijen altijd gelegenheid moet worden geboden om een mondelinge toelichting op de zaak te geven.
2) Het wetsvoorstel maakt het ook mogelijk om van de inschakeling van de deurwaarder af te zien en zelf voor de bezorging van de procesinleiding bij de wederpartij zorg te dragen. Het gerecht verschaft de eiser na indiening van de procesinleiding een ontvangstbevestiging en een oproeping waarin de procesinleiding is opgenomen. De eiser kan de oproeping vervolgens binnen twee weken na het indienen van de procesinleiding bij het gerecht (laten) bezorgen bij de wederpartij (artikel 112 Rv). De eiser kan dit stuk (bijvoorbeeld per post of per e-mail) naar de wederpartij sturen.
3) Voor zowel partijen als de rechter worden met dit wetsvoorstel termijnen ingevoerd of aangescherpt. Betreft een civiele zaak een vordering, dan heeft de wederpartij altijd een termijn van ten minste twee weken om te verschijnen in de procedure, nadat de oproeping bij hem is bezorgd of betekend.
4) Het wetsvoorstel brengt geen verandering in het uitgangspunt dat partijen de omvang van het geding bepalen (artikel 23 Rv). Hetzelfde geldt voor het uitgangspunt dat de rechter onderzoekt en beslist op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten grondslag hebben gelegd (artikel 24 Rv) en dat de rechter ambtshalve rechtsgronden aanvult (artikel 25 Rv). De rechter krijgt met dit wetsvoorstel wel meer ruimte om regie te voeren ten aanzien van het verloop van de procedure. Omdat de mondelinge behandeling relatief snel na de start van de procedure plaatsvindt, is vroegtijdig overleg van de rechter en partijen mogelijk.
5) Het voorstel zal er in resulteren dat alle civiele en bestuursrechtelijke procedures digitaal kunnen starten via een webportaal. Ook wordt het digitaal indienen van (proces)stukken mogelijk. Een natuurlijke persoon is echter in beginsel niet verplicht om digitaal te procederen. Hetzelfde geldt voor de zogenoemde informele vereniging, waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Deze uitzonderingen gelden niet wanneer dergelijke partijen worden vertegenwoordigd door een professionele rechtsbijstandverlener. Alle overige partijen dienen digitaal te procederen, wat dus geldt voor de formele vereniging en alle overige rechtspersonen, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en maatschappen.
Downloads:
Voorstel van wet
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99