Aan de staatssecretaris is een verzoek gedaan om de hardheidsclausule toe te passen in de situatie dat een biologisch kind erft van zijn vader en waarbij de inspecteur van de Belastingdienst een aanslag erfbelasting heeft opgelegd zonder rekening te houden met de kindvrijstelling en het kindtarief.
Belastingplichtige verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2024. Belastingplichtige heeft met DNA-bewijs aangetoond dat erflater de biologische vader was en heeft eveneens aangetoond dat er tussen hen een familieband bestond.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende, waaronder de aard van het geschonden recht, dat een niet-gerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt naar geboorte, en het feit dat wordt voorgesteld om met ingang van 1 januari 2026 biologische kinderen gelijk te stellen aan kinderen met een familierechtelijke betrekking, levert het onverkort blijven toepassen van de door de Hoge Raad als discriminerend aangemerkte bepalingen, in situaties waarin een biologische ouder-kind relatie en een vorm van family life zijn aangetoond, een onbillijkheid van overwegende aard op. De wetgever heeft niet voorzien dat het kindbegrip zoals dit geldt in de Successiewet 1956 in strijd zou zijn met de genoemde bepalingen in het EVRM. Met het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2024 is dit vast komen te staan. De hardheidsclausule is van toepassing.
De erfbelasting die belastingplichtige over de verkrijging uit de nalatenschap van de vader is verschuldigd, mag worden berekend naar het tarief van tariefgroep I. De kindvrijstelling is eveneens van toepassing.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99