Belanghebbende heeft bij verkoop van de woning recht op verrekening van de namens de ex-partner betaalde hypotheekrente. Dit deel van de hypotheekrente drukt daarom niet op belanghebbende.
Ter zake van de woning is in het echtscheidingsconvenant, onder andere, het volgende vastgelegd:
‘2.4. De vrouw verleent aan de man het persoonlijk recht van bewoning van deze voormalige echtelijke woning, welke woning ten tijde van het sluiten van dit convenant reeds geruime tijd ten verkoop wordt aangeboden.
Dit persoonlijke recht van bewoning van de man eindigt wanneer de echtelijke woning aan derden wordt verkocht alsmede wanneer de man die woning metterwoon verlaat.
Dit recht eindigt bovendien na een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Het recht van bewoning eindigt voorts indien en nadat de rechter zulks op verzoek van de vrouw bepaalt wegens de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan de vrouw niet langer aan deze verplichting mag worden gehouden.
(…)
De man zal de volledige hypotheeklasten van de echtelijke woning, derhalve ook het deel van die lasten dat de vrouw met ingang van 1 augustus 2013 hoofdelijk verschuldigd is, voor zijn rekening nemen tot het moment waarop de echtelijke woning is geleverd aan de nieuwe eigenaar(s). Alsdan zal uit de bij de verkoop van de echtelijke woning gerealiseerde overwaarde verrekening plaatsvinden van de door de man voor de vrouw betaalde 50% van de hypothecaire lasten zulks over de periode van 1 augustus 2013 tot het moment waarop de echtelijke woning is geleverd. Over het aldus door de man voor de vrouw betaalde deel van de hypothecaire lasten is de vrouw geen rente verschuldigd aan de man.’
Het hof heeft bevestigd dat belanghebbende slechts 50% van de betaalde hypotheekrente als aftrekpost kon opvoeren, omdat hij maar voor de helft eigenaar was van de woning. Ook al heeft hij vrijwillig de volledige rente betaald, hij had een verhaalsmogelijkheid op zijn ex-partner, wat betekent dat deze kosten juridisch niet volledig op hem drukten.
Uit de artikelen 3.110 en 3.111, lid 1, Wet IB 2001 volgt dat kosten en lasten ter zake van de eigen woning op belastingplichtige of zijn partner dienen te drukken om voor aftrek in aanmerking te komen. Uit de parlementaire behandeling bij artikel 6.1, Wet IB 2001, welk artikel eveneens de term ‘drukken’ hanteert, volgt dat dit begrip vereist dat de kosten en lasten daadwerkelijk door de belastingplichtige zijn betaald uit zijn uitgaven en, bovendien, zonder verhaalsmogelijkheden.
Niet in geschil is dat belanghebbende het volledige bedrag aan rente over de hypothecaire geldlening voor de eigen woning heeft betaald. Echter, nu belanghebbende de mogelijkheid had om op basis van het echtscheidingsconvenant de helft van deze betaalde rente op zijn ex-partner te verhalen bij verkoop van de woning, drukken deze kosten niet op belanghebbende zoals bedoeld in de artikelen 3.110 en 3.111, lid 1, Wet IB 2001. De omstandigheid dat belanghebbende, vrijwillig, heeft afgezien van de uit het echtscheidingsconvenant voortvloeiende mogelijkheid om 50% van de betaalde rente alsnog op de ex-partner te verhalen, maakt niet dat de afspraken uit het echtscheidingsconvenant geheel terzijde moeten worden geschoven. Naar het oordeel van het hof kan belanghebbende niet meer dan 50% van de betaalde rente over de hypothecaire geldlening voor de eigen woning in aftrek brengen.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99