Daar stond in een rentetabel een rentetarief van 2,51% voor een (nieuwe) rentevaste periode van 30 jaar voor de risicoklasse tot en met 65%.

Toen de consumenten in het persoonlijk aanbod op mijn- zagen dat zij de rente voor hun twee aflossingsvrije leningdelen voor een (nieuwe) rentevaste periode van 30 jaar alleen konden vastzetten tegen een rentetarief van 2,66% en niet 2,51%, hebben zij op 25 februari 2022 gebeld met F. Tijdens dat telefoongesprek heeft een medewerker van F. de consumenten meegedeeld dat het rentepercentage in het persoonlijk aanbod geldend is en dat het rentetarief in de rentetabel niet juist is omdat de tariefaanpassing nog niet was verwerkt.  

Artikel 3:35 BW van het Burgerlijk Wetboek (BW)

Hierin staat dat tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep kan worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. Gerechtvaardigd vertrouwen wordt niet aangenomen indien de consumenten, gelet op de omstandigheden van het geval, behoorden te twijfelen aan de juistheid van de mededelingen van F. Dit wordt ook wel de ‘onderzoeksplicht’ genoemd.

Beslissing

In de gegeven omstandigheden oordeelt de commissie dat de consumenten niet mochten vertrouwen op de juistheid van het rentetarief, van 2,51%, uit de rentetabel op mijn-.

Lees hier de volledige uitspraak.

Bron: Kifid