[eiseres] is eigenaar van bestelwagens, ongeveer 22 à 23. Zij stelt deze bestelwagens ter beschikking aan de transportonderneming van haar dochtervennootschap [onderneming 1] B.V.
Over het jaar 2017 heeft [eiseres] in totaal € 45.844,19 aan verzekeringspremie aan afgedragen. De adviseur heeft [eiseres] laten weten dat X het meest passende aanbod voor 2018 deed. De verwachte verzekeringspremie voor 2018 bij X bedroeg op jaarbasis € 93.337,40.
Tijdens een bespreking op 21 november 2018 over de verzekeringen voor het jaar 2019 heeft adviseur aan [eiseres] laten weten dat na een inventarisatieronde is gebleken dat A het voordeligste aanbod deed met een jaarlijkse premie van € 88.088,00 per jaar. De andere geoffreerde premies voor 2019 waren: B € 95.056,92 en C 97.988,60.
[eiseres] heeft voor 2019 zelf geïnformeerd bij Z. Uit de polisvoorwaarden van Z bleek dat [eiseres] naar verwachting een premie van € 46.486,99 – € 48.543,39 verschuldigd zou zijn. [eiseres] heeft vervolgens per 1 januari 2019 haar bedrijfswagenpark - zonder tussenkomst van [gedaagde] - ondergebracht bij Z.
De vraag waar het in deze zaak om draait is of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht die tot stand is gekomen tussen haar en [eiseres] doordat zij geen offerte voor een verzekering van het bestelwagenpark heeft opgevraagd bij Z, ofwel - kort gezegd - of [gedaagde] een beroepsfout heeft gemaakt,.
Over het algemeen wenden mensen zich tot een assurantietussenpersoon omdat zij advies wensen bij het vinden van een passende verzekering. Wat een passende verzekering is, hangt mede af van de wensen van de klant. Dat kunnen wensen zijn die deze heeft uitgesproken, maar ook aspecten waarvan de tussenpersoon redelijkerwijs moet begrijpen dat die voor hem van belang zijn. Het is denkbaar dat een klant ergens niet om vraagt, mogelijk omdat hij niet weet dat het bestaat, terwijl het wel bestaat en voor hem veel gunstiger is. Dat kan meebrengen dat de tussenpersoon hem daarover spontaan moet adviseren. Of dat zo is, hangt ervan af hoeveel gunstiger het product is, of er ook nadelen aan verbonden zijn, en ook in hoeverre het een gangbaar product is.
Bij de beoordeling van beroepsaansprakelijkheid is van belang dat er altijd een zekere marge bestaat. Een tussenpersoon maakt op zichzelf geen fout als hij zijn klant wel een passende maar niet de allergoedkoopste polis adviseert. In deze zaak is echter van belang dat sprake was van een aanzienlijke premiestijging voor het jaar 2018. De premie steeg van € 45.844,19 voor het jaar 2017 naar € 88.088,00 voor het jaar 2018: bijna een verdubbeling. Het ligt dan voor de hand dat een assurantietussenpersoon meer mogelijkheden verkent en verder kijkt dan alleen naar haar selectie van verzekeraars. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat het ver gaat om van een assurantietussenpersoon te verlangen dat zij bij verschillende, niet tot haar selectie behorende verzekeraars, nagaat of er bereidheid bestaat om een offerte uit te brengen. In zijn algemeenheid kan een dergelijke verplichting ook niet worden aangenomen. In deze situatie met bijna een verdubbeling van de premie van het ene op het ander jaar, ligt dit naar het oordeel van de rechtbank echter anders. De omzet, liquiditeit en de winst van de onderneming kan daardoor immers onder druk komen te staan, waardoor de verzekerde een bijzonder, te voorzien en redelijk belang heeft bij een dergelijke uitgebreidere zoektocht. Naar het oordeel van de rechtbank kon daarom in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van [gedaagde] worden verwacht dat zij bij het opvragen van de offertes bijzondere aandacht had voor de hoogte van de premie als selectiecriterium en dat zij op zoek was gaan goedkopere opties, desnoods met aangepaste voorwaarden, om dit pakket vervolgens voor te leggen aan de verzekerde.
Het argument dat de praktijk van een assurantietussenpersoon onwerkbaar en onrendabel zou worden als van haar zou worden verlangd dat zij buiten door haar geselecteerde verzekeraars zoekt en/of verzekerden zelf laat informeren gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op als dit betekent dat een verzekerde daardoor anders een substantieel lagere premie mist en die lagere premie van bijzonder belang is voor haar bedrijfsvoering.
[gedaagde] was als assurantietussenpersoon tegenover haar opdrachtgever [eiseres] verplicht de overeenkomst met zorg uit te voeren. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde] dat niet in voldoende mate heeft gedaan. [eiseres] had [gedaagde] vanwege het grote premieverschil in de gegeven omstandigheden moeten wijzen op de optie om bij Z te informeren voor een verzekering voor haar wagenpark. Door dit niet te doen heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank niet de zorg betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht. Dit betekent dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van opdracht en dat zij gehouden is de schade als gevolg daarvan te vergoeden.
De rechtbank overweegt het volgende. Bij eigen schuld is het uitgangspunt dat de schade over de benadeelde en de aansprakelijke wordt verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, naar rato van de causaliteit van die omstandigheden (artikel 6:101 lid 1 BW). De vraag of sprake is van eigen schuld hangt nauw samen met de vraag of de zorgplicht is geschonden. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] [eiseres] ten onrechte niet heeft gewezen op de mogelijkheid om bij Z te informeren. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd waarom [eiseres] dan desondanks zelf voldoende alert had moeten zijn, temeer omdat sprake was van een jarenlange samenwerking en dat zij daarom vertrouwde op het advies van [gedaagde] . Aan [eiseres] kan onder die omstandigheden geen verwijt worden gemaakt ten aanzien van het feit dat zij ervoor heeft gekozen om in te gaan op het voorstel van [gedaagde] om een verzekeringsovereenkomst te sluiten met A. Feitelijk verwacht [gedaagde] nu, achteraf, dat [eiseres] haar adviezen niet serieus neemt en dat [eiseres] , door dat wel te doen, verwijtbaar zou handelen.
De conclusie is dat voor de schadeberekening tot uitgangspunt wordt genomen: het verschil tussen offertes van A en Z. De rechtbank betrekt daarbij ook dat gebleken is dat sprake is van een gelijkmatige trend van de gemiddelde jaarlijkse premies die [eiseres] verschuldigd was over de periode 2017 tot 2021 en alleen de premie van A over 2018 naar boven uitspringt.
De gevorderde schade van € 43.391,44 wordt dan ook toegewezen.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668