Eerder is de wens uitgesproken een oplossing te vinden voor het feit dat als een deelnemer met pensioen gaat in het jaar dat de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en besluit een bedrag ineens op te nemen, deze opname met betrekking tot de heffing van de AOW-premies verschillend uitwerkt voor verschillende deelnemers afhankelijk van de maand waarin ze de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken.
Met het wetsvoorstel wordt onder bepaalde voorwaarden het recht voor deelnemers gecreëerd om maximaal 10% van de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen af te laten kopen ("opname bedrag ineens").
Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld dat de afkoop in bepaalde gevallen ook op één ander vast moment kan plaatsvinden, namelijk in de maand februari volgend op het jaar waarin iemand de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het effect is dat er dan geen AOW-premie is verschuldigd over het bedrag ineens.
De achtergrond hiervan is als volgt. Indien een deelnemer met pensioen gaat in een jaar voorafgaand aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt en besluit een bedrag ineens op te nemen, kan – afhankelijk van het overige inkomen – over het bedrag ineens AOW-premie verschuldigd zijn.
Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld de deelnemer die met pensioen gaat voorafgaand aan het jaar van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt de mogelijkheid te bieden om de gedeeltelijke afkoop op een later moment te laten plaatsvinden, te weten in de maand februari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. In dat geval is de (inmiddels) pensioengerechtigde geen AOW-premie verschuldigd over het bedrag ineens. Immers, de gedeeltelijke afkoop vindt dan pas plaats in het jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd en het bedrag ineens wordt derhalve tot het belastbare inkomen in dat betreffende jaar gerekend. Dit biedt de betreffende persoon ruimte voor een afweging wanneer de gedeeltelijke afkoop (‘de uitbetaling van het bedrag ineens’) gezien zijn persoonlijke omstandigheden en eventuele gevolgen voor de premieheffing aantrekkelijker is: op de pensioeningangsdatum of in de maand februari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt.
De keuze om gebruik te maken van het recht op gedeeltelijke afkoop en het daartoe strekkende verzoek aan de pensioenuitvoerder dient altijd vóór ingang van het ouderdomspensioen te geschieden. Tijdig voorafgaand aan de pensioeningangsdatum wordt de deelnemer of gewezen deelnemer de keuze voorgelegd of hij/zij gebruik wil maken van het recht om een bedrag ineens op te nemen. Als een deelnemer of gewezen deelnemer gebruik wil maken van het afkooprecht, dient daarbij aangegeven te worden welk percentage van de aanspraken (of het recht) op ouderdomspensioen de deelnemer of gewezen deelnemer wenst te laten afkopen (met een maximum van 10%) en op welk moment de afkoop dient plaats te vinden (pensioeningangsdatum of in de maand februari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt). Het voorschrift dat de keuze altijd op één moment gemaakt moet zijn – voor de pensioeningangsdatum – heeft onder meer als voordeel dat de informatie over het keuzerecht bedrag ineens mee kan lopen in de huidige informatievoorziening rondom pensioeningang. Voorts blijven op deze wijze de selectie-effecten beperkt.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99