Bij bijna een vijfde van de zmp’ers was het vermogen negatief of schommelde tussen 0 en 5 duizend euro. Bij zzp’ers was dat een kwart: 19 procent had een negatief vermogen en 5 procent had geen of maar een klein vermogen van maximaal 5 duizend euro. Onder werknemers kwam een negatief vermogen vaker voor (29 procent), evenals een klein vermogen (10 procent).
Ruim negen op de tien zmp’ers hebben een bedrijfsvermogen met een doorsnee waarde van 74 duizend euro. Het bedrijfsvermogen is daarmee goed voor 43 procent van de totale bezittingen. Van de zzp’ers beschikt 81 procent over bedrijfsvermogen, met een doorsnee waarde van 19 duizend euro. Het bedrijfsvermogen vormt bij de zzp’ers 31 procent van de totale bezittingen. Zelfstandigen moeten in tegenstelling tot werknemers voor hun eigen pensioen zorgen. Ook zijn ze minder vaak verzekerd tegen inkomensverlies tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid. Het bedrijfsvermogen wordt dan gebruikt als buffer tegen dergelijke risico’s.
Voor werknemers is een eventuele eigen onderneming een bijverdienste; zij beschikken logischerwijs over weinig bedrijfsvermogen. De eigen woning vormt het belangrijkste vermogensbestanddeel voor zowel werknemers als zzp’ers.
Naast bezittingen hebben werknemers en zelfstandigen ook schulden, met name hypotheekschulden. Bij werknemers bedroeg de hypotheekschuld 92 procent van de totale schuld, bij zzp’ers is dat 80 procent en bij zmp’ers 74 procent. Zmp’ers hebben wel het vaakst een hypotheekschuld. Die schuld is met een doorsneewaarde van 231 duizend euro ook hoger dan van zzp’ers en werknemers.
Bron: CBS
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99