Waardeoverdracht kan voor de werkgever duur uitpakken als het om een verzekerde pensioen gaat. Als een werknemer waardeoverdracht wil, moet de waarde van de pensioenaanspraak op dat moment worden vastgesteld tegen de huidige rekenrente. Deze is in 2011 vastgesteld op 2,9 procent. Een deel van de opgebouwde pensioenen is echter nog gebaseerd op een rekenrente van 4 procent. Hoe lager de rekenrente, hoe hoger de waarde die de verzekeraar moet reserveren.
Als het gaat om een regeling bij een pensioenfonds, leidt waardeoverdracht niet tot problemen, omdat pensioenfondsen de lasten dragen. Maar als het een regeling bij een verzekeraar betreft, moet de voormalige werkgever de kosten betalen. Volgens een schatting van verzekeraar Aegon is zo’n 60 procent van de verzekerde pensioenen geheel of gedeeltelijk gebaseerd op deze rekenrente.
Tweede Kamerlid Omtzigt wil dat minister Kamp van Sociale Zaken de regels aanpast. Een mogelijke oplossing is volgens hem dat de verzekeraars de lasten dragen, net als de pensioenfondsen nu al doen. Een andere mogelijke oplossing is dat de garanties worden losgelaten, waardoor alleen het opgebouwde pensioengeld van verzekeraar wisselt en de pensioenaanspraak vervalt. Omtzigt vindt dit niet wenselijk.
Rekenvoorbeeld in het Financieele Dagblad:
Een werknemer van 45 jaar heeft gedurende 20 jaar 5.000 euro pensioen opgebouwd. Bij een rekenrente van 4 procent is de contractuele overdrachtswaarde 38.300 euro. De wettelijke overdrachtswaarde is echter 46.600 euro. Dit komt door de lagere wettelijke rente van 2,9 procent. Het verschil van 8.300 euro moet worden betaald door de oude werkgever.
Bron: FD, 04-05-2011
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99