Bij de berekening van de opbrengst van de AOW-leeftijdsverhoging voor de staatskas is het CPB ervan uitgegaan dat ook de aanvullende pensioenen op termijn op 67 jaar worden uitgekeerd. Verder heeft het CPB twee beleidsmaatregelen in de berekening meegenomen, te weten de overbruggingsregeling IOW voor werklozen en arbeidsongeschikten tussen 65 en 67 jaar en de mogelijkheid voor mensen met 42 dienstjaren om straks nog steeds met 65 jaar te kunnen uittreden.
Beide maatregelen hebben volgens het CPB een “klein negatief effect op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën”. Het CPB denkt namelijk dat nog geen 5 procent van de mensen voldoet aan de eis van 42 dienstjaren om eerder te stoppen. Bovendien wordt er gekort op de AOW-uitkering bij een vervroegde uittreding.
Verder kost de IOW nauwelijks iets extra’s ten opzichte van eerdere CPB-berekeningen, omdat toen al rekening werd gehouden met een groter beroep op de sociale zekerheid. Wel leiden beide maatregelen ertoe dat de groep tussen 65 en 67 anders wordt behandeld dan jongere leeftijdsgroepen, wat de norm van werken tot je 67ste ondergraaft. Dit is volgens het CPB nadelig voor de arbeidsdeelname.
Het CPB heeft het effect van het ontzien van zware beroepen bij de AOW-ingreep niet becijferd. Deze maatregel is volgens het Planbureau nog onvoldoende uitgewerkt. Wel stelt het dat een te ruime definitie van het begrip ‘zwaar beroep’ ertoe kan leiden dat de houdbaarheidswinst lager uitvalt dan 0,7 procent.
Bron: FD, 16-01-2010
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99