MijnFintool

Nieuws

Duitse hypotheek voldoet niet aan Nederlandse fiscale eisen ews. Geen contractuele aflossingsplicht en aflossing in 360 maanden ligt niet vast.

De uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 16 juli 2025 draait om een veelvoorkomend vraagstuk bij grensarbeiders: wanneer kwalificeert een lening als een eigenwoningschuld voor de Nederlandse inkomstenbelasting? Het hof moest oordelen over de aftrekbaarheid van betaalde hypotheekrente door een inwoner van Duitsland die in Nederland werkte, en zijn woning in Duitsland had gefinancierd met twee Duitse leningen.

Feiten van de Zaak

  • Belanghebbende woonde van 2016 tot en met 2019 in Duitsland in een zelfbewoonde woning.
  • Hij was werkzaam voor Nederlandse werkgevers en kwalificeerde daarmee als een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.
  • De woning is gefinancierd met:
    • Leenschuld 1: €100.000 bij [bank 1]
    • Leenschuld 2: €50.000 bij [bank 2]
  • Voor de jaren 2016 t/m 2019 trok belanghebbende rente af op basis van het negatieve saldo van de eigen woning.
  • De inspecteur accepteerde deze aftrek in eerste instantie (geautomatiseerde verwerking), maar legde daarna navorderingsaanslagen op.

Juridische Vraag

De centrale juridische vraag is:

Voldoen de twee Duitse leenschulden aan de voorwaarden om te kwalificeren als eigenwoningschuld in de zin van de Wet IB 2001, zodat de rente aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting?

Uitspraak van het Hof

Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat:

Leenschuld 1 niet kwalificeerde omdat:

  • Er geen contractuele verplichting tot annuïtaire aflossing is aangetoond.
  • De constructie lijkt op een (bank)spaarhypotheek.

Leenschuld 2 kwalificeerde ook niet omdat:

  • De looptijd in de relevante jaren 420 maanden was (dus langer dan de toegestane 360 maanden).
  • Er bovendien in het eerste jaar geen aflossing had plaatsgevonden.
  • Belanghebbende slaagde niet in de stel- en bewijslast om aan te tonen dat aan alle wettelijke voorwaarden werd voldaan (artikel 3.119a Wet IB 2001).
  • Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde niet, omdat de eerdere acceptatie van de aangiften het gevolg was van geautomatiseerde verwerking – geen bewuste goedkeuring van de inspecteur.
  • Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Modules & dossiers

Opvoerdatum

12 okt 2025

Laatst gewijzigd

12 okt 2025

Reacties

Er zijn (nog) geen reacties op dit artikel

Reageren? Graag eerst inloggen.

Permanent Actueel met Fintool?

Als professioneel financieel adviseur moet en wilt u bijblijven en dat het liefst in zo weinig mogelijk (kostbare) tijd. Dat kan nu met Fintool.nl! Meld u nu aan als abonnee en krijg toegang tot de Kennisbank, Helpdesk en AI assistant.
Lees verder

Fintool bv © 2003/2025. Alle rechten voorbehouden.
Lees graag de leveringsvoorwaarden en het privacy reglement.

1
1