Belanghebbende A exploiteert met zijn zoon een metselbedrijf in de vorm van een vof. In 1998 is aan de zoon een perceel grond geleverd voor de nieuwbouw van een woning. De bouw vond plaats onder supervisie van A en zijn zoon. Zij hebben een deel van de werkzaamheden zelf verricht, te weten het metsel- en timmerwerk, het schilderen en het meehelpen met de betonwerkzaamheden. De rest werd uitbesteed aan een bouwbedrijf. Begin 2000 was de woning gereed. De totale kosten beliepen ruim € 140 000. In maart 2000 is de woning verkocht voor ruim € 306 000. In geschil is of voor A een deel van de verkoopwinst belastbaar is hetzij als winst uit onderneming , hetzij als andere inkomsten uit arbeid.
Volgens het hof liggen de door A en zijn zoon verrichte werkzaamheden niet zozeer in het verlengde van de door hen in de vof gedreven ondernemingen, dat die werkzaamheden en de resultaten daarvan aan die ondernemingen moeten worden toegerekend. Het hof concludeert dat voor A en zijn zoon de winst geen deel uitmaakt van de winst uit onderneming en dat evenmin sprake is van enige onttrekking aan de onderneming. Ook het belasten als andere inkomsten uit arbeid is niet aan de orde.
NB: De staatssecretaris licht toe waarom hij geen beroep in cassatie heeft ingesteld, zie onderstaande doorklik.
Toelichting staatssecretaris van 4 juli 2005, nr. DGB 2005-3320, n.a.v. uitspraak Hof Amsterdam M II van 19 mei 2005, 2004/02550, 1999 t/m 2000, IB 1964 6 en 22
Bron: Ministerie van Financiën 22 juli 2005
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99