Voor een werknemer die met het openbaar vervoer reist zijn bij twee regelingen de plaats- of vervoerbewijzen van belang, namelijk voor:
1. de reisaftrek (zie artikel 16 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001);
2. de vergoeding van de werkelijke kosten onder de overgangsregeling (zie onderdeel 2 en onderdeel 8).
Bij gebruik van de OV-chipkaart is het niet mogelijk om een plaats- of vervoerbewijs te overhandigen. Bij de OV-chipkaart bestaan immers geen fysieke plaatsbewijzen meer. Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring Ik keur goed dat door of vanwege het vervoerbedrijf gemaakte overzichten van transacties met de OV-chipkaart gelijk mogen worden gesteld met “plaatsbewijzen” als bedoeld in artikel 16 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 en met “vervoerbewijzen” als bedoeld in artikel 16a van de Wet LB (2010).
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99