„In andere beoordelingen is te weinig aandacht voor het kostenaspect van beleggingsfondsen”, aldus VEB’s hoofdeconoom Patrick Beijersbergen. „Er zitten grote verschillen in de beheerkosten en in de kosten die gemaakt worden voor het uitvoeren van aan- en verkooptransacties. En in sommige fondsen wordt zéér actief gehandeld.”
Beijersbergen wijst er verder op dat de VEB in zijn beoordeling óók trackers meeneemt, zoals de populaire iShares van aanbieder Barclays. „Deze beleggingsproducten hebben vaak lagere kosten, aangezien ze in feite gewoon een bepaalde index volgen”, zegt hij. „Maar in de praktijk blijkt dat de meeste actief beheerde fondsen moeite genoeg hebben om de eigen index bij te houden, ook als gevolg van de berekende kosten.”
Vanwege die relatief lage kosten komen trackers bij de VEB al snel in aanmerking voor drie sterren. Een beleggingsfonds krijgt sowieso één ster als het voldoet aan de basiscriteria. Zo moet een fonds minimaal drie jaar bestaan en ingedeeld kunnen worden in een groep die onderling vergelijkbaar is. Op basis van de kosten kan de waardering vervolgens oplopen tot drie sterren. De vierde ster kan worden verdiend met het risico – volatiliteit en het maximaal te behalen verlies spelen hier een rol – en de víjfde met rendementen uit het verleden. „Wij focussen daarbij wel op de kortere termijn; het afgelopen jaar en de afgelopen drie jaar”, aldus Beijersbergen.
De VEB heeft in eerste instantie ongeveer tweehonderd, voornamelijk in Amsterdam genoteerde beleggingsfondsen bekeken. Daarvan hebben er ruim honderd een notering gekregen. In totaal kregen twaalf fondsen de maximale vijf sterren. Morgen maakt de VEB bekend wie er vier, drie twee of slechts één ster kregen.
Bron: DFT, 27-11-2008
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99