Sinds 2004 stijgt het aandeel flexwerkers weer, na een aantal jaren gedaald te zijn. Het hoge niveau van eind jaren negentig is echter nog niet bereikt. Flexwerk bestaat vooral uit uitzendwerk, inval- en oproepkrachten en vakantiebanen van jongeren. Vrouwen hebben traditioneel vaker een flexibele arbeidsrelatie dan mannen. De verschillen zijn echter de afgelopen tien jaar sterk verminderd.
De daling en de huidige stijging van het aandeel flexwerkers is voor een belangrijk deel conjunctureel bepaald. Daarnaast speelde de veranderde wetgeving een rol: in 1999 is de Wet flexibiliteit en zekerheid (Flexwet) en in 2000 de Wet aanpassing arbeidsduur geïntroduceerd. In deze laatste wet is het recht op deeltijdarbeid vastgelegd. Dat betekent voor vrouwen dat zij na de geboorte van hun eerste kind kunnen blijven werken, zij het voor minder uren. Zij behouden dus hun vaste arbeidscontract. In het verleden stopten vrouwen vaak tijdelijk met werken. Wanneer zij later weer aan de slag gingen, was dat meestal eerst in een flexibel dienstverband.
Onder jongeren is het aandeel flexwerkers het grootst. Een op de drie werknemers van 15 tot 25 jaar heeft een flexibel arbeidscontract. Dit zijn vaak scholieren of studenten die een bijbaantje hebben. Verder hebben laagopgeleide werknemers vaker een flexibele arbeidsrelatie dan hoogopgeleide werknemers. Ten slotte komt flexwerken meer voor onder de niet-westerse allochtonen dan onder autochtonen.
Bron: CBS, 29-09-2008
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99