Staatssecretaris Van Oostenbruggen stuurde de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging over de Fiscale verzamelwet 2026 naar de Tweede Kamer.

De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft vragen beantwoord over de fiscale gevolgen van een lijfrenterekening in de situatie dat sprake is van de wettelijke verdeling.

In deze regeling wordt een wijziging aangebracht in de vermogenstoetsuitzonderingen die op grond van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UR Awir) van toepassing zijn met betrekking tot de zorgtoeslag, huurtoeslag of het kindgebonden budget (hierna: de toeslagen).

Aan de staatssecretaris is een verzoek gedaan om de hardheidsclausule toe te passen in de situatie dat een biologisch kind erft van zijn vader en waarbij de inspecteur van de Belastingdienst een aanslag erfbelasting heeft opgelegd zonder rekening te houden met de kindvrijstelling en het kindtarief.

Op donderdag 12 juni 2025 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3. Het wetsvoorstel is voor het grootste deel een codificatie van de arresten van de Hoge Raad van 6 juni 2024.

Er wordt een vermogenstoetsuitzondering toegevoegd voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget, die betrekking heeft op letselschade-uitkeringen die zijn vastgesteld voor 11 oktober 2010.

Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen heeft de Wet werkelijk rendement box 3 aangeboden aan de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel betalen belastingplichtigen alleen belasting over wat zij daadwerkelijk hebben verdiend met hun vermogen in box 3.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen beantwoorde vragen van de Eerste Kamer over het toekomstig stelsel box 3.

In 2020 is de tariefmaatregel ingevoerd. Die houdt in dat sommige aftrekposten niet aftrekbaar zijn tegen het hoogste tarief in de Inkomstenbelasting, maar tegen een lager tarief. In 2025 is het maximale aftrektarief voor bijvoorbeeld persoonsgebonden aftrek 37,48%, ook als iemand over zijn positieve inkomen 49,5% moet betalen. Voor een specifieke groep belastingplichtigen, werkt deze maatregel zeer ongunstig uit. Volgens het Gerechtshof in Den Haag is die maatregel zelfs in strijd met het gelijkheidsbeginsel – in specifieke gevallen.

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 15 oktober 2014 en bevat het beleid over voorkoming van dubbele schenk- en erfbelasting en de toepassing van de woonplaatsficties in de Successiewet 1956.