Het eerste antwoord gaat in op de structuur waarbij een natuurlijk persoon via zijn holding-B.V. werkzaamheden verricht voor een werk-B.V., waarin hij via zijn holding een minderheidsbelang heeft en waarbij sprake is van verplichte verzekering op het niveau van de werk-B.V.
Het besluit van 29 januari 2007, nr. CPP2007/72M, Stcrt. 2007, 25, bevat goedkeuringen voor de in de praktijk gegroeide, maar wettelijk niet meer mogelijke, situatie dat de eigen holding-BV het loon van de directeur-grootaandeelhouder voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (en met ingang van 2006 ook voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet) verantwoordt en dat de werk-BV de premies werknemersverzekeringen betaalt. Die praktijk kan op grond van dit besluit met betrekking tot de jaren 2006 en 2007 worden voortgezet. Per 1 januari 2008 ontstaat een nieuwe situatie omdat de eigen holding-BV volgens het dan in werking tredende artikel 6, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 niet meer inhoudingsplichtig is. Toepassing van de doorbetaaldloonregeling (het op artikel 33, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 gebaseerde artikel 87 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001) is dan reeds daarom uitgesloten, hetgeen ertoe kan leiden dat de bedoelde structuren moeten worden gewijzigd door aanpassing van managementovereenkomsten, arbeidsovereenkomsten en pensioenovereenkomsten. Met genoemd besluit beoogde de toenmalige minister van Financiën de praktijk - gegeven de per 1 januari
Het tweede antwoord gaat in op de oplossingen die worden voorgesteld in het artikel van mr. drs. A. Heidekamp in het Weekblad Fiscaal Recht.
Heidekamp stelt in zijn bijdrage in de eerste plaats voor de doorbetaaldloonregeling ook toe te passen als de directeur-grootaandeelhouder op het niveau van de werkmaatschappij wel onder de
werknemersverzekeringen valt en op het niveau bij de holding-BV niet. Ik merk op dat de
doorbetaaldloonregeling is bedoeld als een louter praktische regeling voor de situatie dat de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking (de hoofdbetrekking) een andere dienstbetrekking (de nevenbetrekking) vervult, waarbij op hem de verplichting rust het hem uit de nevenbetrekking toekomende loon af te staan. In dergelijke gevallen genieten deze werknemers materieel alleen loon uit hun hoofdbetrekking en de belastingheffing sluit daarbij aan. Dit geldt ook voor de premies werknemersverzekeringen, mits deze over het loon uit de hoofdbetrekking zijn verschuldigd (Nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wijzigingsplan “Paarse krokodil”, Kamerstukken II 2006-07, 30 577, nr. 7, blz. 9-10). In de visie van Heidekamp hoeft deze laatste voorwaarde niet te worden gesteld, waarbij schrijver ervan uitgaat dat op macroniveau een neutraal effect zal ontstaan. Een praktische regeling als de doorbetaaldloonregeling mag echter nooit tot gevolg hebben dat premies die anders vanwege de verplichte werknemersverzekeringen bij de werkmaatschappij zijn verschuldigd niet zouden worden betaald. Wat de gevolgen op macroniveau ook zouden zijn, het equivalentiebeginsel per werknemer tussen premies en uitkeringsrechten staat daaraan in de weg. Heidekamp stelt in de tweede plaats voor te regelen dat de doorbetaaldloonregeling alleen voor de premies werknemersverzekering wordt uitgesloten, dat wil zeggen dat de werk-BV het loon voor de premies werknemersverzekeringen verantwoordt en dat de holding-BV het loon voor de andere loonheffingen verantwoordt. Dat is nu volgens het genoemde besluit van 29 januari 2007 mogelijk en er zal worden geregeld dat dit met ingang van 1 januari 2008 zo blijft, zodat de bedoelde structuren niet hoeven te worden aangepast. Heidekamp stelt in de derde plaats voor te regelen dat de premies werknemersverzekeringen bij de holding-BV worden geheven. Deze oplossing is op basis van de huidige wet- en regelgeving echter niet te verenigen met de omstandigheid dat de arbeidsverhouding van de directeur-grootaandeelhouder bij de holding-BV voor de werknemersverzekeringen niet als dienstbetrekking wordt aangemerkt. De werkgever in de zin van de werknemersverzekeringen is verantwoordelijk voor de desbetreffende loonopgave en nakoming van daarmee verband houdende verplichtingen.
Het derde antwoord gaat in op de mogelijkheid van een aanpassing van de wet- en regelgeving, zodat de dga -gedefinieerd als de aanmerkelijk belanghouder met een (in)direct aandelenbelang van 5% of meer – niet langer verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen, mede gelet op het feit dat de dga maatschappelijk gezien aan te merken is als zelfstandig ondernemer en gelet op de aangekondigde notitie over vereenvoudiging van de personenkring werknemersverzekeringen.
De directeur-grootaandeelhouder is nu al uitgesloten van een verzekering op grond van de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de Werkloosheidswet (WW). De Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder bepaalt wie als directeur-grootaandeelhouder wordt aangemerkt. Uitgangspunt daarbij is dat de bestuurder die direct of indirect een zodanige zeggenschap heeft in de aandeelhoudersvergadering dat hij niet tegen zijn wil kan worden geschorst of ontslagen, niet in dienstbetrekking staat tot de vennootschap. Deze bestuurder is – als directeur-grootaandeelhouder – niet verzekerd. Dit sluit aan bij de hoofdregel voor de verplichte verzekering: verzekerd is de persoon, jonger dan 65 jaar, die in dienstbetrekking staat. Aan het uniformeren van de voorwaarden voor de directeur-grootaandeelhouder in de loonbelasting en voor de directeur-grootaandeelhouder voor de werknemersverzekeringen kleven voor- en nadelen.
Uniformiteit in voorwaarden leidt tot meer eenvoud en inzichtelijkheid. Het gaat echter om regelingen met een volstrekt andere doelstelling en strekking. Waar de regelingen in de loonbelasting met betrekking tot de directeur-grootaandeelhouder strekken tot een evenwichtige belastingheffing bij deze groep belastingplichtigen, biedt de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder een concreet handvat voor de beoordeling van de verzekeringsplicht voor bestuurders met een belang in de vennootschap. Het ligt voorts niet voor de hand om iedere werknemer met een fiscaal aanmerkelijk belang aan te merken als directeur-grootaandeelhouder. Op zichzelf kunnen werknemers in een onderneming aandeelhouder zijn, zonder dat dit reden is om ze van de verzekeringsplicht uit te zonderen. Het is ook denkbaar dat enkelen ieder 5% van de aandelen hebben, zonder dat dit als zodanig reden is om ze uit te zonderen. Het is tegen die achtergrond de vraag of dit voor de directeur aanmerkelijk belanghouder anders kan zijn.
Bron: Ministerie van Financiën, 17-07-2007
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99