Er vinden overdrachten plaats van mannen aan vrouwen en van laag- aan hoogopgeleide mensen. Hoog- en middelbaar opgeleide vrouwen bouwen zodoende gemiddeld meer pensioenaanspraken op dan waarvoor ze betalen, ten koste van vooral laag- en middelbaar opgeleide mannen.
Deelnemers aan een pensioenfonds verschillen van elkaar in leeftijd, gezondheid of inkomen. Een kostendekkende pensioenpremie verschilt tussen groepen deelnemers die andere kenmerken hebben. Zo is de kostendekkende premie van deelnemers met een gunstige levensverwachting hoger dan die van deelnemers met een minder gunstige levensverwachting, simpelweg omdat gezonde mensen naar verwachting langer uitkeringen zullen ontvangen.
In aanvullende pensioenregelingen is het praktisch onuitvoerbaar om onderscheid te maken naar kenmerken als levensstijl, gezondheid en opleiding. Iedere deelnemer betaalt een gelijk percentage van het pensioengevende salaris als premie (doorsneepremie), en bouwt hiermee ook eenzelfde percentage van dat salaris op als pensioenaanspraak (tijdsevenredige opbouw). De combinatie van doorsneepremie en tijdsevenredige opbouw leidt ertoe dat niet iedereen het premiebedrag betaalt dat hij of zij zou moeten betalen gezien de aanspraak die wordt opgebouwd.
In Nederland leven vrouwen gemiddeld genomen ruim vier jaar langer dan mannen. De doorsneepremie leidt daardoor tot een herverdeling van mannen naar vrouwen. Deze herverdeling is fors. Bijna 9 procent van de pensioenpremies die mannelijke deelnemers aan een aanvullende pensioenregeling betalen is een afdracht aan vrouwelijke deelnemers. Vrouwen ontvangen van mannen een subsidie in de orde van 16 procent van de door hen betaalde premies. Dat het verschil tussen betaling en subsidie zo scheef is, komt doordat het aandeel mannen in het aanvullende pensioenstelsel hoger is dan het aandeel vrouwen.
In Nederland bestaan ook grote verschillen in levensverwachting naar opleidingsniveau. Hoogopgeleide mensen leven over het algemeen langer dan laagopgeleide mensen. Dat geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. Uit de studie blijkt dat hierdoor een sterke herverdeling plaatsvindt van deelnemers met een lage opleiding naar deelnemers met een hogere opleiding. Van een mannelijke deelnemer met uitsluitend basisonderwijs gaat 17 procent van zijn pensioenpremie naar mannen met een hogere opleiding. Deze betaling komt bovenop de afdracht (9 procent) aan vrouwen. Laagopgeleide mannen zien zo gemiddeld ruim een kwart van de door hen betaalde pensioenpremies wegvloeien naar andere sociale groepen. Daar staat tegenover dat zij relatief weinig aanvullend pensioen opbouwen (dus ook weinig premie betalen) omdat ze gemiddeld een laag inkomen hebben, en de verplichte pensioenopbouw pas begint bij het inkomensdeel dat uitgaat boven het AOW-niveau. Op levensloopbasis beperkt de schade voor laagopgeleide mannen zich daardoor tot circa 3,3 procent van hun levensinkomen. Vrouwen met uitsluitend basisonderwijs zien 13 procent van hun premies wegvloeien naar vrouwen met een hogere opleiding, maar zij worden gecompenseerd door de subsidie (16 procent) die ze van mannelijke deelnemers ontvangen.
Een maatstaf om de aantrekkelijkheid van een pensioencontract te meten is netto profijt. Netto profijt is het verschil tussen de contante waarde van de opgebouwde pensioenrechten en de contante waarde van de betaalde pensioenpremies. Een positief netto profijt is gunstig voor een deelnemer, want dat betekent dat er meer pensioenrechten zijn opgebouwd dan hij of zij daarvoor heeft betaald. Een negatief netto profijt is uiteraard ongunstig.
Hoog- en middelbaar opgeleide vrouwen profiteren van de doorsneepremie, ten koste van vooral laag- en middelbaar opgeleide mannen. Het netto profijt van vrouwen varieert van 0,1 procent van het levensinkomen voor laagopgeleiden tot 2,4 procent voor hoogopgeleiden. Voor mannen is het netto profijt negatief, variërend van -0,9 procent voor hoogopgeleiden tot -3,3 procent voor laagopgeleiden.
De studie beperkt zich tot overdrachten die structureel zijn en niet ontlopen kunnen worden. De rol van het nabestaandenpensioen is daarom buiten beschouwing gelaten. Veel pensioenregelingen kennen een opslag op de ouderdomspensioenpremie om het nabestaandenpensioen mee te financieren. Omdat naar verwachting de kans groter is dat een vrouw haar man overleeft dan andersom, profiteren mannelijke verzekerden van deze uniforme opslag ten koste van vrouwelijke verzekerden, van wie de partner veel minder vaak een nabestaandenpensioen zal krijgen. Dit betekent dat de overdrachten van mannen aan vrouwen via het nabestaandenpensioen voor een deel kunnen worden gecompenseerd. Daar staat tegenover dat deelnemers de mogelijkheid hebben om het opgebouwde nabestaandenpensioen in te ruilen tegen een verhoogd ouderdomspensioen. Herverdeling in het nabestaandenpensioen kan dus (deels) worden ontlopen. Voor overdrachten in het ouderdomspensioen is dat niet het geval.
Bron: Centraal Planbureau
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99