De NOAB heeft onder haar ruim 1.050 administratie- en belastingadvieskantoren een enquête gehouden naar de grootste knelpunten in de huidige box 3-wetgeving. De uitkomsten zijn hard: leden ervaren de regelgeving als onrechtvaardig, extreem complex en praktisch nauwelijks uitvoerbaar. In een uitgebreide bijlage benoemt NOAB tien hoofdknelpunten, van een feitelijke heffing ruim boven 36% tot heffing over niet-bestaande rendementen en onmogelijke waarderingsvraagstukken.
Formeel 36%, feitelijk (veel) hoger
Het box 3-tarief is op papier 36%. Maar doordat het box 3-inkomen onderdeel is van het verzamelinkomen, treedt afbouw op van inkomensafhankelijke heffingskortingen. Daardoor kan de effectieve box 3-druk voor met name lagere inkomens fors hoger zijn dan 36%. NOAB illustreert dat met “Gerda”:
NOAB constateert dat lage en middengroepen hierdoor een hogere “vermogenstaks” betalen dan hogere inkomens, wat bij klanten tot verbazing en frustratie leidt.
Adviesimplicatie:
Maak bij box 3-adviezen altijd het effectieve tarief inzichtelijk, inclusief het effect op heffingskortingen en toeslagen. Anders kan een “klein” box 3-inkomen onverwacht hard binnenkomen.
Heffing over niet-bestaand rendement bij vastgoed
Een tweede hard knelpunt is de behandeling van vastgoed in de tegenbewijsregeling. Vanaf 1 januari 2026 wordt voor box 3-vastgoed een vastgoedbijtelling toegepast voor het ter beschikking staan van onroerende zaken. Uitgangspunt is de economische huurwaarde, met als kapstok 5,06% van de WOZ-waarde.
Voorbeelden uit de NOAB-bijlage
NOAB kwalificeert dit als onrechtvaardige heffing over inkomen dat niet bestaat. Daarnaast wijst NOAB op de manier waarop waardestijgingen bij verkoop van vastgoed worden toegerekend: de waardeaangroei tot de notariële levering wordt bij de verkoper belast, daarna bij de koper. In de praktijk geniet de koper een deel van de waardestijging, terwijl de verkoper over het hele jaar wordt aangeslagen.
Adviesimplicatie:
Kasstelsel + keuzevrijheid = ongewenste “spelletjes”
Wie kiest voor werkelijk rendement is verplicht het kasstelsel toe te passen. Inkomsten gelden dan in het jaar waarin zij worden ontvangen, verrekend of vorderbaar en inbaar zijn geworden. In combinatie met de jaarlijkse keuze tussen forfaitair en werkelijk rendement ontstaan aanzienlijke timing- en sturingsmogelijkheden. NOAB laat dat onder meer zien aan de hand van Christa:
NOAB erkent dat een keuzeregime altijd enige optimalisatie oproept, maar vindt de huidige combinatie van kasstelsel en jaarlijkse keuzevrijheid te ver gaan: het systeem nodigt uit tot agressieve timing, terwijl goedwillende burgers het vaak niet meer begrijpen.
Adviesimplicatie:
Boeterente, schulden en verstorende forfaits
Niet-aftrekbare boeterente
Bij herfinanciering van box 3-schulden (bijvoorbeeld een lening voor een vakantiehuis) oordeelt de Belastingdienst dat de betaalde boeterente in de tegenbewijsregeling niet aftrekbaar is. NOAB laat zien dat dit ertoe leidt dat de belastingplichtige per saldo belasting betaalt over een puur financieel neutrale herfinanciering. In een voorbeeld leidt een herfinanciering tot een belaste vermogensaanwas van € 25.000, terwijl de boeterente eveneens circa € 25.000 bedraagt. Zonder aftrek betaalt de klant 36% box 3-heffing (€ 9.000) over een voordeel dat er materieel niet is. NOAB stelt dat boeterente in dit soort situaties wél als rente aftrekbaar zou moeten zijn.
Verschil forfaitair rendement bezittingen vs. schulden
Het voorlopig forfaitair rendement in 2026 bedraagt 6% voor “overige bezittingen” en 2,7% voor schulden, een verschil van 3,3 procentpunt. In het voorbeeld van Toon – met een verhuurde vakantiewoning en een effectenportefeuille – loont het fiscaal om beleggingen te verkopen en de schuld af te lossen, puur om box 3-inkomen te drukken. NOAB vreest dat dit het normale financiële gedrag verstoort; cliënten lossen schulden af waar dat economisch ongunstig kan zijn, enkel om forfaitaire druk te vermijden.
Adviesimplicatie:
Valutaresultaten, familieleningen en andere waarderingshoofdpijndossiers
NOAB signaleert dat diverse waarderingsonderwerpen in box 3 in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar zijn:
NOAB pleit er daarom voor om bij vorderingen en schulden tussen gelieerde partijen aan te sluiten bij de contractuele rente in plaats van de marktrente, zowel bij natuurlijk personen als dga/bv-relaties. Daarbovenop ervaren leden in de volle breedte grote administratieve lasten: gegevens over oudere jaren zijn vaak niet meer beschikbaar, waarderingsinformatie (zoals normatieve waarden verpachte gronden en WOZ-waarden) wordt laat gepubliceerd, en het uitrekenen van werkelijk rendement kost veel tijd. Met het oog op 2028 – wanneer werkelijk rendement voor alle belastingplichtigen het uitgangspunt wordt – vrezen leden een forse verdere belasting van capaciteit en kwaliteit in de adviespraktijk.
Algemene beleving: “Je krijgt het niet meer uitgelegd”
In de slotparagraaf inventariseert NOAB de gevoelens van klanten:
NOAB concludeert dat de huidige box 3-wetgeving structureel leidt tot heffing over rendement dat feitelijk niet bestaat, bijvoorbeeld bij leegstaand vastgoed of waardestijgingen die feitelijk bij de koper terechtkomen.
Bron: NOAB
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99