Toegelicht wordt waarom er geen cassatie aangetekend wordt tegen een eerdere uitspraak van het Hof over het verlaagde tarief overdrachtsbelasting en het gebruik van een woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf.
* Belanghebbende had ten tijde van verkrijging van de woning een andere woning aangekocht. Belanghebbende had de intentie om de woning meer dan zes maanden als hoofdverblijf te gebruiken, heeft daaraan feitelijk gevolg gegeven en er is geen sprake van misbruik of oneigenlijk gebruik. *
Aangezien de overdrachtsbelasting een tijdstipbelasting is, dient de toepassing van het verlaagd tarief en de startersvrijstelling op het moment van verkrijging te worden getoetst. Daartoe dient de verklaring als bedoeld in artikel 15a Wbr dat de verkrijger de woning na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken. Aan het anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaan gebruiken dient na de verkrijging ook daadwerkelijk gevolg te worden gegeven.
Wanneer de verkrijger op het moment van verkrijging de intentie heeft de woning na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf te gaan gebruiken én de woning overeenkomstig die intentie na de verkrijging in gebruik wordt genomen, wordt voldaan aan het hoofdverblijfcriterium.
In de wet is niet expliciet opgenomen wat dient te worden verstaan onder ‘anders dan tijdelijk’. De parlementaire geschiedenis geeft enige aanknopingspunten ten aanzien van de termijn van ‘daadwerkelijk anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruiken’. Die geschiedenis geeft wat betreft de intentie evenwel geen directe aanknopingspunten. Ook kan uit de parlementaire geschiedenis niet worden opgemaakt of en in hoeverre aan het hoofdverblijfcriterium kan worden voldaan in geval reeds voor of op het moment van de verkrijging vaststaat dat de woning slechts tijdelijk als hoofdverblijf zal worden gebruikt.
Het Hof oordeelt in rechtsoverweging 5.2.3 dat:
“(…) de in de parlementaire toelichting genoemde termijn van in beginsel zes maanden ook geldt om te beoordelen of een koper ten tijde van de verkrijging de intentie heeft om een woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf te gaan gebruiken.”
Hoewel de wetgever zich niet heeft uitgelaten over een bepaalde termijn waar de intentie van de verkrijger ten tijde van de verkrijging op moet zien, heb ik besloten het door mij ingestelde pro forma cassatieberoep in te trekken. De uitleg van het Hof biedt duidelijkheid omtrent de toepassing van het verlaagd tarief en de startersvrijstelling en draagt bij aan een verbetering van de uitvoerbaarheid van de regeling.
De uitspraak van het Hof kan dan ook als richtinggevend worden beschouwd in die zin dat voor het begrip ‘anders dan tijdelijk’ kan worden aangesloten bij de termijn van zes maanden die in de parlementaire geschiedenis wordt genoemd. Deze termijn van zes maanden kan worden aangehouden voor zowel de hoofdverblijfverklaring als voor de periode van het daadwerkelijk als hoofdverblijf gebruiken van de woning. Een en ander behoudens situaties van oneigenlijk gebruik of misbruik, zoals uitdrukkelijk opgenomen in de parlementaire geschiedenis bij de Wet differentiatie overdrachtsbelasting
Bron: Rijksoverheid
De andere casus was een uitgestelde bewoning, waar (toch) verlaagde tarief gold en (ook) afgezien is van cassatie.
[Toelichting van 27 februari 2025] https://www.fintool.nl/42768/verlaagd-tarief-overdrachtsbelasting.htm
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99