Vanaf 1 augustus 2015 huren/huurden [huurder A], ten behoeve van de uitoefening van hun bedrijven, het pand van Vastgoed B.V., laatstelijk tegen een huurprijs van € 620,60 per maand.

Nadat Vastgoed B.V. was tekortgeschoten in haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening, heeft geldverstrekker gebruik gemaakt van haar bevoegdheid tot executoriale verkoop van het pand. Bij exploot van 11 maart 2019 heeft geldverstrekker de executieverkoop van het pand op 25 april 2019 aangezegd aan Vastgoed B.V.

Blijkens artikel 22 van de Veilingvoorwaarden heeft geldverstrekker het - in het kader van de hypotheekstelling - ten behoeve van haar vastgelegde huurbeding overgedragen aan Koper B.V. Koper B.V. heeft dat beding vervolgens ingeroepen en [huurder A] gesommeerd het pand uiterlijk op 1 augustus 2019 te verlaten, aangezien hij - als gevolg van het inroepen van het huurbeding - zonder recht en titel in het pand verblijft en inbreuk maakt op het eigendomsrecht van Koper B.V., als gevolg waarvan zij schade lijdt. [huurder A] weigert echter aan die sommatie gevolg te geven.

Geldigheid huurbeding

Vaststaat dat ten tijde van de vestiging van de hypotheek op het pand op 15 februari 2010 tussen Vastgoed B.V. en [huurder A] nog geen huurrelatie met betrekking tot het pand bestond. Dit brengt mee dat geldverstrekker - in beginsel - bevoegd was het huurbeding in te roepen.

Tijdsverloop

Aan het beroep van [huurder A] op rechtsverwerking, omdat geldverstrekker - nadat zij in 2017 op de hoogte was geraakt van de huurovereenkomst - geen enkele actie heeft ondernomen moet worden voorbijgegaan. Ingevolge vaste jurisprudentie is enkel tijdsverloop daarvoor immers onvoldoende.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt [huurder A] om binnen één week na de betekening van dit vonnis het pand met al het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,--.

Bron: Rechtspraak.nl