Dit wetsvoorstel heeft betrekking op het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering van het depositogarantiestelsel. Voorgesteld wordt de bestaande grondslag in artikel 3:17, zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan te passen. Die schrijft voor dat banken bij het verwerken van persoonsgegevens in hun administratie gebruikmaken van het burgerservicenummer (BSN) voor het voeren van een administratie die zodanig is dat deze ingeval van toepassing van het depositogarantiestelsel geen belemmering vormt of kan vormen voor de uitbetaling van vergoedingen uit hoofde van het depositogarantiestelsel binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn.
De bestaande grondslag vergt dat banken in hun administratie gebruikmaken van het BSN, indien zij daarover beschikken. Om echter tijdige en betrouwbare uitbetaling van vergoedingen te kunnen bewerkstelligen, is het in sommige gevallen noodzakelijk het BSN van een wettelijke of in het geval van een rechtspersoon diens rechtsgeldige vertegenwoordiger die een depositohouder moet vertegenwoordigen vast te leggen en te gebruiken. De reden hiervoor is dat deze vertegenwoordigers zich in voorkomend geval namens degenen die zij vertegenwoordigen melden bij de Nederlandsche Bank (DNB) voor de uitbetaling van vergoedingen uit hoofde van het depositogarantiestelsel.
In het geval deze vertegenwoordiger zelf geen klant is bij de bank, beschikt de bank niet over diens BSN en biedt de huidige wettekst op dit moment onvoldoende houvast voor banken om het BSN van die vertegenwoordigers vast te leggen. Daar het BSN een persoonsidentificerend nummer is, waarvan het gebruik bij wet geregeld wordt, wordt voorgesteld dit te verduidelijken. Daarnaast beoogt het wetsvoorstel te verduidelijken op welke wijze gebruikmaking van het BSN in de bankadministratie nodig is voor de uitvoering van het depositogarantiestelsel.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99