Dat stelt Ombudsman Financiële Dienstverlening Jan Wolter Wabeke in een advies aan belanghebbenden rond de zogenoemde ‘woekerpolisaffaire’. Wabeke vindt dat verzekeraars jaarlijks maximaal 3,5 procent van het belegd vermogen binnen een polis mogen inhouden aan kosten. Dat bedrag gaat dan af van het rendement. Consumenten die meer hebben betaald, moeten hierover uiterlijk volgend jaar worden geïnformeerd en compensatiebetalingen moeten terugvloeien in het product.
Onderscheid
Wabeke maakt wel een duidelijk onderscheid tussen het beleggings- en verzekeringsdeel van een polis. In zijn ogen zijn premies voor risicoverzekeringen geen kosten. Wabeke baseert zijn advies op een studie naar een flinke reeks polissen van mensen met klachten. De Ombudsman concludeert dat de “intransparantie” bij beleggingsverzekeringen het “cruciale manco” is.
Belangenorganisaties
Het advies van Wabeke is niet bindend. De vraag blijft of het kostenplafond dat Wabeke redelijk vindt, in de ogen van belangenorganisaties wel afdoende is. De Stichting Verliespolis heeft al aangegeven de compensatie onvoldoende te vinden en ziet het rapport als een goed startpunt voor verdere onderhandelingen. Stichting Woekerpolis Claim (WPC) en Vereniging Consument & Geldzaken (VCG) vinden de door de Ombudsman voorgestelde vergoeding volstrekt ontoereikend.
Tussenpersonen
In het rapport zet Wabeke enkele kritische noten bij de rol van tussenpersonen. Bij de relatie tussen de beloning van de tussenpersoon enerzijds en het belang van de kwaliteit van advisering en bemiddeling is “veel misgegaan”, aldus de Ombudsman.
Letterlijk schrijft Wabeke:
‘Bij de nuanceringen dient ook aandacht te worden gevraagd voor de rol van het intermediair. De meeste verzekeringsproducten worden verkocht door tussenpersonen, van welke financiële dienstverlener het de primaire taak is de consument deskundig te adviseren en te begeleiden bij de keuze van financiële producten en de totstandkoming van verzekeringsovereenkomsten. Zoals eerder opgemerkt, treden ook banken voor hun klanten op als verzekerings-intermediair. In de beeldvorming van de meeste consumenten is de tussenpersoon het verlengstuk of wellicht zelfs de vertegenwoordiger van de verzekeraar. In gevallen waarin de verzekeraar in overwegende mate een intermediair bedrijf in handen heeft of anderszins merkgelieerd naar buiten optreedt, is die veronderstelling wel begrijpelijk. Toch is juridisch gezien de tussenpersoon de hulppersoon voor de consument.
Zoals uit de jaarverslagen van de Ombudsman regelmatig kon worden opgemaakt, is te vaak voorgekomen dat het intermediair zich weinig van zijn primaire taak heeft gekweten en dat in de voorgelegde geschillen regelmatig voorbeelden zijn aangetroffen waarin de tussenpersoon bij zijn advisering van de consument zich in belangrijke mate heeft laten leiden door de hoogte van de provisie – die wordt bepaald door factoren als de gecontracteerde duur van de overeenkomst en de hoogte van de eerste inleg – welke provisie in de concurrentieslag van verzekeraars omhoog werd gestuwd. Vaak bleek daarbij dan dat consumenten waren voorzien van verzekeringsproducten, die niet per se gebrekkig waren, maar niet bij de klant en diens situatie of gewenste mogelijkheden pasten. Op de prestaties van deze producten drukten bovendien vaak op niet voor de consument kenbare wijze de aanzienlijke acquisitiekosten, veroorzaakt door hoge provisie. De latere teleurstelling van de consument, bijvoorbeeld bij premievrijmaking of afkoop, richtte zich dan meestal tegen de verzekeraar, terwijl in belangrijke mate het debat mede hoorde te worden gevoerd tussen de consument en het betrokken intermediair.
Hieraan moet, ter voorkoming van verkeerde beeldvorming, worden toegevoegd dat de tussenpersoon, die zijn verantwoordelijkheid neemt en de klant deskundig en adequaat adviseert, voor die dienstverlening een vergoeding mag verlangen die door de consument dient te worden betaald.
Deskundige financiële begeleiding en advisering is niet gratis.
Beloning van het intermediair dient uiteraard proportioneel te zijn, met andere woorden in relatie te staan tot het belang en de kwaliteit van advisering en bemiddeling. Wat deze relatie betreft is er met betrekking tot beleggingsverzekeringsproducten veel misgegaan.
In de onderhavige procedure is het intermediair echter geen partij.
Derhalve zullen eventuele klachten over c.q. aanspraken jegens betrokken intermediaire dienstverleners individuele separate procedures dienen te volgen.’
Feitenonderzoek
Nadat consumentenorganisaties dreigden met miljoenenclaims, werd Wabeke gevraagd een uitweg te vinden in het conflict. Naast de inspanningen van de Ombudsman loopt er ook nog een feitenonderzoek in opdracht van het ministerie van Financiën. De uitkomst hiervan wordt eind april verwacht.
Letterlijke kernpassages
De letterlijke kernpassages uit de aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening:
'Met betrekking tot de heden afgesloten levensverzekeringen op beleggingsbasis zou de inhouding van de kosten op het brutorendement van het beleggingsdeel redelijk zijn geweest tot een maximum van 2,5%.'
'De eventueel noodzakelijke compensatie dient te geschieden als volgt: actieve premiebetalende en koopsomverzekeringen die zijn afgesloten voor 1 januari 2008 kennen een kostenmaximering over de gehele looptijd. De kostenmaximering houdt in dat het eindkapitaal van een contract gelijk is aan het kapitaal van een identiek contract waarbij per jaar 3,5% als percentage van de dan aanwezige fondswaarde aan totale kosten in rekening wordt gebracht.'
'Identiek contract houdt in gelijke bruto premie, risicopremie, premietermijn en premieverdeelsleutel, maar waarbij alle kostensoorten, dus inclusief total expense ratio en andere beleggingsfondskosten, worden vervangen door een jaarlijkse 3,5% heffing over het fonds. Deze aanpak komt overeen met een maximale afslag van 3,5% op het bruto fondsrendement over de gehele duur.'
'Beleggingsverzekeringen die zijn afgesloten voor 1 januari 2008 met een netto garantie ten aanzien van het rendement, dat wil zeggen garantie na aftrek van de total expense ratio van het beleggingsfonds en waarvan de garantie ten minste 3% bedraagt van het saldo van de beleggingen, derhalve een garantie van ten minste 3% over het netto fondsrendement (fondsrendement na aftrek van de total expense ratio) kennen een kostenmaximering over de gehele looptijd van maximaal 4,5%.'
U kunt het rapport ‘Aanbeveling Ombudsman Financiële Dienstverlening’ hier inzien.
Bronnen: ANP, Het Financieele Dagblad, KiFiD, 04-03-2008
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99