De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft een standpunt gepubliceerd over de vraag of een pleegouder-pleegkindrelatie (hierna: pleegrelatie) kan ontstaan bij meerderjarigheid van een persoon die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt, zodat na een verzoek daartoe geen sprake (meer) is van fiscaal partnerschap.
Een meerderjarig persoon, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt (hierna: jongvolwassene), gaat na het overlijden van zijn ouders bij een familielid en het minderjarige kind van dit familielid in huis wonen. Het familielid heeft de jongvolwassene in huis genomen en onderhoudt hem in belangrijke mate. Het familielid ontvangt geen pleegvergoeding of kinderbijslag voor de jongvolwassene. In beginsel ontstaat er dan fiscaal partnerschap tussen het familielid en de jongvolwassene omdat er twee meerderjarigen staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen (hierna: BRP) samen met een minderjarige kind van één van beiden. Het fiscaal partnerschap kan op verzoek ongedaan worden gemaakt als een beroep wordt gedaan op een uitzondering, zoals de uitzondering die geldt voor (pleeg)kinderen jonger dan 27 jaar.
Kan een jongvolwassene die geen bloed- of aanverwant in de eerste graad is en waarvoor aan de onderhoudseis is voldaan onder de uitzondering op het partnerschap voor (pleeg)kinderen tot 27 jaar van artikel 1.2, vierde lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) vallen?
Ja, als de jongvolwassene als pleegkind kan worden aangemerkt. Er is sprake van een pleegkind als aan de opvoedingseis en onderhoudseis wordt voldaan. In deze casus is gegeven dat aan de onderhoudseis wordt voldaan, omdat de jongvolwassene in belangrijke mate wordt onderhouden door het familielid.
Ten aanzien van de opvoedingseis moet worden getoetst in hoeverre nog een bijdrage aan de opvoeding wordt geleverd van een jongvolwassene. In de regel zal er bij meerderjarigheid geen sprake meer zijn van opvoeding van een jongvolwassene. Het bereiken van de 18-jarige leeftijd vormt echter geen harde grens voor de opvoedingseis. In uitzonderlijke situaties kan wel worden voldaan aan de opvoedingseis. Hierbij kan onder andere worden gekeken naar de aard van het verblijf, de duur van het verblijf en het al dan niet bestaan van een band met de natuurlijke ouders.
Op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001 ontstaat fiscaal partnerschap als twee meerderjarige personen staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de BRP met een minderjarig kind van tenminste één van beiden, tenzij sprake is van een zakelijk huurcontract.
In casu is de jongvolwassene bij een familielid met een minderjarig kind gaan wonen en is geen sprake van zakelijke huur. Daarom zijn het familielid en de jongvolwassene per de datum van de inschrijving van de jongvolwassene op het woonadres van het familielid en het minderjarige kind van het familielid, op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001 aan te merken als fiscaal partners.
Voor bloed- en aanverwanten geldt onder meer als uitzondering op het partnerbegrip dat geen sprake is van partnerschap met een bloed-of aanverwant die bij de aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 27 jaar (artikel 1.2, vierde lid, onderdeel a, Wet IB 2001). Onder het begrip bloed- en aanverwant moet ook worden verstaan een pleegkind (artikel 1.4 Wet IB 2001).
In artikel 1.4 Wet IB 2001 is het begrip pleegkind niet gedefinieerd. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet IB 2001 heeft de regering aangegeven dat geen wijziging is beoogd van het begrip pleegkind zoals in de jurisprudentie onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) is ingevuld. In artikel 56 Wet IB 1964 was bepaald dat een kind als pleegkind wordt aangemerkt als het door de belastingplichtige wordt opgevoed en onderhouden als een eigen kind. De omschrijving behelst een dubbele toets: de opvoedingseis en de onderhoudseis. Na het vervallen van artikel 56 Wet IB 1964 is het begrip ‘pleegkind’ verder ingevuld in jurisprudentie en hierbij zijn de opvoedingseis en de onderhoudseis van kracht gebleven (zie onder andere HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2661).
In onderhavige casus is gegeven dat aan de onderhoudseis wordt voldaan. Het is echter de vraag of ook aan de opvoedingseis wordt voldaan, omdat de jongvolwassene de leeftijd van 18 jaar al heeft bereikt op het moment dat de samenwoning met het familielid begon.
Uit de jurisprudentie blijkt dat de opvoedingseis een open norm is. Aan de hand van de feiten wordt getoetst of wordt voldaan aan de opvoedingseis. Er wordt voldaan aan de opvoedingseis als de pleegouder het pleegkind als eigen kind opvoedt en daarmee de rol van de ouder vervult (o.a. HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2661).
Meerderjarigheid vormt als hoofdregel een omstandigheid die ten aanzien van eigen kinderen een einde maakt aan de opvoeding (Hof Den Haag 7 mei 2002, nr. BK-00/03204). Op een bepaald moment heeft een kind een zodanige leeftijd bereikt dat het zelfstandig is en de opvoeding is beëindigd. In dit geval ontstaat geen pleegrelatie meer in de zin van artikel 1.4 Wet IB 2001 (Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 2009, nr. CCP2009/1820M; vervallen wegens voorlichtend karakter). Dit moment valt vaak samen met het bereiken van meerderjarigheid. Meerderjarigheid is volgens het Burgerlijk Wetboek het bereiken van de 18-jarige leeftijd (tot 1 januari 1988 was dit 21 jaar).
In de jurisprudentie is geoordeeld dat voor de uitleg van het begrip ‘pleegkind’ in fiscale zin kan worden aangesloten bij de uitleg van het begrip pleegkind in de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW) (Hof Arnhem-Leeuwarden 18 september 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8255). Omdat kinderbijslag wordt ontvangen over de periode totdat het kind 18 jaar is (artikel 7 AKW) heeft de Centrale Raad van Beroep nimmer geoordeeld over de vraag of een kind van 18 jaar of ouder als pleegkind kan worden aangemerkt.
De leeftijd van 18 jaar is geen harde grens voor het niet (langer) voldoen aan de opvoedingseis. Dit zou ook niet passen bij het open norm karakter van de opvoedingseis. Doorgaans zal bij meerderjarigheid geen sprake (meer) zijn van het gaan voldoen aan de opvoedingseis, maar er kunnen omstandigheden zijn waardoor er toch aan wordt voldaan. De volgende omstandigheden kunnen hierbij van belang zijn:
Afhankelijk van bovenstaande omstandigheden kan ook bij een meerderjarig kind al dan niet worden voldaan aan de opvoedingseis.
Als zowel aan de opvoedingseis als de onderhoudseis wordt voldaan, is sprake van een pleegkind en wordt voldaan aan de uitzondering van artikel 1.2, vierde lid, onderdeel a, Wet IB 2001. In dat geval zijn de jongvolwassene en het familielid niet aan te merken als fiscaal partners.
NB: in de situatie waarin er al sprake was van een pleegrelatie voorafgaand aan het meerderjarig worden van het pleegkind, zal de opvoeding net als bij eigen kinderen doorlopen. Normaliter zal dan ook aan de opvoedingseis worden voldaan. Als het kind dan ook bij het meerderjarig worden is aan te merken als pleegkind kan een beroep worden gedaan op de uitzondering waardoor er geen sprake meer is van fiscaal partnerschap.
Bron: Belastingdienst
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99