9 apr 2015 Nieuws

Hoge Raad stelt vermogensrendementsheffing aan de kaak

In een uitspraak van de Hoge Raad wordt van het veronderstelde rendement van vier procent gezegd dat dit (op termijn) wellicht in strijd komt met artikel 1 van het EP indien zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last.
  • Dagelijkse e-mail nieuwsbrief
  • Kennisbank met 1000+ artikelen
  • Rekenmodellen en downloads
  • Persoonlijk archief
  • Inclusief Permanent Actueel module!!

Klik hier voor de volledige uitspraak

 

"2.3.1.
De heffing van inkomstenbelasting over de inkomsten uit sparen en beleggen vindt met ingang van 2001 op forfaitaire wijze plaats in box 3. Bij de bepaling van die inkomsten wordt uitgegaan van een forfaitair rendement van vier percent, berekend over de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) van het positieve saldo van de bezittingen en de schulden. Aanvankelijk werd dit saldo berekend naar het gemiddelde aan het begin en het einde van het kalenderjaar, vanaf 2011 naar het saldo aan het begin van het kalenderjaar. Dit forfaitaire stelsel is naar de opzet van de wetgever ‘robuust’ en daardoor enigszins ruw, aangezien het niet afhankelijk is gesteld van het werkelijke rendement van de bezittingen gedurende het jaar. De wetgever achtte dat uitgangspunt gerechtvaardigd omdat:

“daarmee op een globale maar aanvaardbare wijze zou kunnen worden aangesloten bij de rendementen die belastingplichtigen in de praktijk, indien dit over een langere periode wordt bezien, gemiddeld zouden moeten kunnen behalen zonder dat zij daar (veel) risico voor hoeven te nemen. In zoverre kan derhalve niet worden gesteld dat in het concept van de forfaitaire rendementsheffing geen rekening wordt gehouden met de omvang van de werkelijk genoten inkomsten uit vermogen.”

(Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 7, blz. 263).

2.3.2.
Van dit forfaitaire stelsel kan, gelet op voormelde uitgangspunten, niet worden gezegd dat het elke redelijke grond ontbeert. Gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever op het terrein van het belastingrecht toekomt, is dit stelsel niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: het EP) (vgl. HR 28 oktober 2012, nr. 10/03727, ECLI:NL:HR:2011:BR0664, BNB 2011/297). Dit stelsel zou slechts dan in strijd komen met artikel 1 van het EP indien zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last. Dit een en ander is in dit geding niet gesteld of gebleken.

Voor het aannemen van een inbreuk op artikel 1 van het EP is niet voldoende dat het rendement van bepaalde bezittingen – zoals in het onderhavige geval onder de huurbescherming vallende verhuurde woningen - structureel blijft beneden vier percent van het daarin geïnvesteerde bedrag, ook niet indien de bezittingen van de belastingplichtige in box 3 vooral uit dergelijke bezittingen bestaan. Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen dat een gering beleggingsresultaat van de verhuurde woningen in het algemeen mede tot uitdrukking komt in de WEV van die woningen."

Bron: Rechtspraak.nl

Inmiddels is een commerciele partij op deze uitspraak ingesprongen, om bezwaarschriften in te dienen en een proces op te starten.

 

Lees ook…

Voorlopig geen aanpassing fictief rendement (4%) in box 3

Staatssecretaris Weekers van Financiën reageert op kamervragen om verlaging van het fictieve rendement in box 3. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de gemiddelde rentevergoeding op spaartegoeden in 2008 1,9% was en in 2012 2,2%. Een stuk lager dan de fictieve 4% welke nu aangehouden wordt.

Alternatieven voor vermogensrendementsheffing

Er zijn diverse alternatieven voor de belastingheffing op financieel vermogen (box 3), stelt het CPB. Momenteel wordt een fictief (forfaitair) rendement van 4% op alle box-3-vermogens belast. Huishoudens met grotere vermogens blijken een (relatief) hoog rendement te kunnen halen doordat hun vermogen voor een groter deel bestaat uit activa met een hoog (langjarig) rendement.

Uw mening

 
Wilt u reageren? Log graag eerst in.

Rubrieken

Dossiers

Opvoerdatum

9 apr 2015

Laatst gewijzigd

9 apr 2015