Het kabinet draagt in beginsel niet langer fiscaal bij aan het stoppen met werken voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.

De hoofdlijnen van het wetsvoorstel:

Prepensioen

Er verandert niets voor werknemers die voor 1 januari 2006 al met prepensioen zijn gegaan. Prepensioen dat op 31 december 2005 reeds was opgebouwd, kan nog steeds voor dit doel worden ingezet.

Voor werknemers die vóór 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn, verandert er niets.

Voor werknemers jonger dan 55 op 1 januari 2005, zijn met ingang van 1 januari 2006 de aanspraken niet langer belastingvrij. Ook de premies mogen niet meer worden afgetrokken. De uitkering die deze werknemer te zijner tijd ontvangt, is echter wel belastingvrij.

VUT

Er verandert niets voor werknemers die voor 1 januari 2006 al met de VUT zijn gegaan.

Voor de regelingen van werknemers die vóór 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn, verandert er niets. Voor VUT-regelingen, en prepensioen dat niet via kapitaaldekking is gefinancierd,  die (mede) betrekking hebben op jongere werknemers geldt tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2011 een heffing van 26% over de werkgeversbijdrage. Deze heffing komt voor rekening van de werkgever. In deze periode mag de werknemer zijn premies nog voor de helft van zijn bruto-loon aftrekken. De uitkeringen blijven belast. Vanaf 1 januari 2011 gaat de heffing over de werkgeversbijdrage naar 52%. Werknemerspremies zijn dan niet langer aftrekbaar en de uitkering blijft belast.

In de oorspronkelijke voorstellen van het kabinet zou op basis van overgangsrecht niets veranderen voor werknemers die vóór 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn. Zij zouden in beginsel gebruik kunnen blijven maken van bestaande fiscale faciliteiten voor VUT- en prepensioenregelingen. Tijdens de Tweede Kamer behandeling is echter het amendement Vendrik c.s. aangenomen, waarmee nadere eisen aan deze overgangsregelingen worden gesteld. Voor VUT-regelingen en prepensioenregelingen geldt de voorwaarde dat de uitkeringen actuarieel neutraal worden herrekend als de uitkeringen op een later moment ingaan dan in de regeling is vastgesteld  (de zogenoemde 'spaarvut') . Voor kapitaalgedekte overgangsregelingen geldt daarnaast de voorwaarde dat in deze regelingen de mogelijkheid van deeltijdpensioen moet zijn opgenomen. De fiscale ondersteuning voor VUT- en prepensioenregelingen vervalt voor mensen die per 1 januari 2005 jonger dan 55 jaar zijn. Dit betekent dat met ingang van 1 januari 2006 op te bouwen prepensioenaanspraken niet langer belastingvrij zijn. De betaalde premie is vanaf 2006 niet langer aftrekbaar. De uitkering die de werknemer later ontvangt, is echter wel belastingvrij.

Mensen die 40 jaar in een pensioenregeling hebben deelgenomen, kunnen door de nieuwe fiscale maatregelen in ieder geval vanaf 63 jaar met pensioen tegen 70% van het laatstverdiende loon als volledig gebruik wordt gemaakt van de fiscale mogelijkheden. Eerder mag ook, maar dan wordt de uitkering lager. Daarnaast kunnen zij gebruik maken van het tegoed in de levensloopregeling. Een werknemer die 40 jaar heeft deelgenomen in een pensioenregeling en maximaal gebruik maakt van de verruimde mogelijkheden van de levensloopregeling kan daardoor met 60 jaar stoppen met werken tegen 70% van het laatstverdiende loon.